32 399
Regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een
persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte
geestelijke gezondheidszorg)
VOORSTEL VAN WET
Integrale versie WvGGZ met aanpassingen uit nota van wijziging
30 sept 2013.
Nr. 2
Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, …., enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen voor het als
uiterste middel verlenen van verplichte zorg op maat aan personen met een psychische
stoornis, die aansluiten bij ontwikkelingen in de geestelijke gezondheidszorg en
internationale ontwikkelingen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALING EN ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Volkgezondheid, Welzijn en Sport;
b. accommodatie: bouwkundige voorziening met het daarbij behorende terrein van een
zorgaanbieder waar verplichte zorg wordt verleend;
c. advocaat: advocaat als bedoeld in artikel 9a van de Advocatenwet;
d. bestuur van de raad voor de rechtsbijstand: bestuur van de raad voor rechtsbijstand als
bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op de rechtsbijstand;
e. contactpersoon: contactpersoon als bedoeld in artikel 1:5;
f. crisismaatregel: door de burgemeester opgelegde maatregel om tijdelijk verplichte zorg
te verlenen;
g. criteria voor verplichte zorg: criteria als bedoeld in artikel 3:3;
h. geneesheer-directeur: arts, als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele
gezondheidszorg, aangewezen door en in dienst van de zorgaanbieder en verantwoordelijk
voor de algemene gang van zaken op het terrein van zorg en de verlening van verplichte zorg;
i. doel van verplichte zorg: doel als bedoeld in artikel 3:4;
j. familie: partner, de ouders dan wel één van hen, voor zover zij niet van het ouderlijk
gezag zijn ontheven of ontzet, of elke meerderjarige bloedverwant in de rechte lijn, niet
zijnde een ouder, en in de zijlijn tot en met de tweede graad;
k. familievertrouwenspersoon: familievertrouwenspersoon als bedoeld in artikel 12:1;
l. huisregels: huisregels als bedoeld in artikel 8:15;
m. inspectie: Inspectie voor de Gezondheidszorg van het Staatstoezicht op de
volksgezondheid;
n. klachtencommissie: klachtencommissie als bedoeld in artikel 10:1;
o. klachtprocedure: klachtprocedure als bedoeld in artikel 10:3;
p. patiëntenvertrouwenspersoon: patiëntenvertrouwenspersoon als bedoeld in artikel 11:1;
q. regio: regio als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid;
r. schade: schade bestaande uit levensgevaar, lichamelijk letsel, psychische, materiële of
financiële schade, een verstoorde ontwikkeling naar volwassenheid, verwaarlozing of
maatschappelijke teloorgang;
s. tenuitvoerlegging: er voor zorg dragen dat de zorgaanbieder kan beginnen met de
uitvoering van de zorgmachtiging of crisismaatregel;
t. verplichte zorg: zorg als bedoeld in artikel 3:1;
u. vertegenwoordiger: vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 1:3;
v. zorg: zorg als bedoeld in artikel 3:2;
w. zorgaanbieder: zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de
Kwaliteitswet zorginstellingen die verplichte zorg verleent;
x. zorgkaart: zorgkaart als bedoeld in artikel 5:14;
y. zorgmachtiging: rechterlijke machtiging om verplichte zorg te verlenen;
z. zorgplan: zorgplan als bedoeld in artikel 5:15;
aa. zorgverantwoordelijke: degene die een geregistreerd beroep uitoefent als bedoeld in
artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en die behoort tot een
bij regeling van Onze Minister aangewezen categorie van deskundigen, verantwoordelijk
voor de zorg.
Artikel 1:2
1. De zorgaanbieder die verplichte zorg in een accommodatie verleent, verstrekt Onze
Minister, ter opneming in een openbaar register van zodanige accommodaties, een opgave
van de:
a. naam of een andere aanduiding van de accommodatie, alsmede het adres ervan;
b. naam, adres, rechtsvorm en Handelsregisternummer van de zorgaanbieder;
c. vormen van zorg die worden verleend.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen bouwkundige eisen worden gesteld voor de
accommodatie.
Artikel 1:3
1. Als vertegenwoordiger ter zake van de uitoefening van de rechten en plichten op grond
van deze wet van een betrokkene die jonger is dan zestien jaar, treedt of treden op: de ouders
of voogden die gezamenlijk het gezag uitoefenen, of de ouder of voogd die alleen het gezag
uitoefent.
2. Als vertegenwoordiger ter zake van de uitoefening van de rechten en plichten op grond
van deze wet van een betrokkene van zestien of zeventien jaar, treedt of treden op:
a. de door betrokkene als zodanig gemachtigde, of
b. indien betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van de
uitoefening van deze rechten en plichten in staat is en niet meerderjarig is: de ouders of
voogden die gezamenlijk het gezag uitoefenen, of de ouder of voogd die alleen het gezag
uitoefent.
3. Als vertegenwoordiger ter zake van de uitoefening van de rechten en plichten op grond
van deze wet van een meerderjarige betrokkene treedt op:
a. de door betrokkene als zodanig gemachtigde, of
b. indien betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van de
uitoefening van deze rechten en plichten in staat is:
- de curator of mentor, of indien deze ontbreekt,
- de gemachtigde, bedoeld onder a, of indien deze ontbreekt,
- de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel, of indien deze dat niet wenst of
deze ontbreekt,
- een ouder, kind, broer, zus, grootouder of kleinkind, tenzij deze dat niet wenst, of deze
ontbreekt.
4. Indien betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van de
uitoefening van zijn rechten en plichten op grond van deze wet in staat is en geen
vertegenwoordiger als bedoeld in de vorige leden optreedt, doet de zorgaanbieder een
verzoek voor een mentorschap als bedoeld in artikel 451, tweede lid, van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek.
5. De door betrokkene gemachtigde, bedoeld in het tweede en derde lid, dient meerderjarig
en handelingsbekwaam te zijn en schriftelijk te verklaren, bereid te zijn om als
vertegenwoordiger op te treden.
6. Als gemachtigde, bedoeld in het tweede en derde lid, kunnen niet optreden:
a. de zorgaanbieder,
b. de geneesheer-directeur,
c. de zorgverantwoordelijke,
d. een zorgverlener, of
e. een medewerker van de zorgaanbieder.
7. De vertegenwoordiger betracht de zorg van een goed vertegenwoordiger en is gehouden
betrokkene zoveel mogelijk bij de vervulling van zijn taak te betrekken.
8. De betrokkene die minderjarig is, of onder curatele is gesteld dan wel ten behoeve van
wie een mentorschap is ingesteld, is bekwaam om op grond van deze wet in rechte op te
treden.
Artikel 1:4
1. Indien betrokkene nog niet de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, is er sprake van:
a. instemming, indien de vertegenwoordiger instemt;
b. verzet, indien de vertegenwoordiger zich verzet.
2. Indien betrokkene de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaar heeft bereikt,
is er sprake van:
a. instemming, indien betrokkene en de vertegenwoordiger beide instemmen;
b. verzet, indien betrokkene of de vertegenwoordiger zich verzet.
3. Indien betrokkene de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en geen vertegenwoordiger
optreedt, is er sprake van:
a. instemming, indien betrokkene instemt;
b. verzet, indien betrokkene zich verzet.
4. Indien betrokkene de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en een vertegenwoordiger
optreedt, is er sprake van:
a. instemming, indien betrokkene en de vertegenwoordiger beide instemmen;
b. verzet, indien betrokkene of de vertegenwoordiger zich verzet.
5. Indien betrokkene de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, geen vertegenwoordiger
optreedt en betrokkene geen blijk geeft van instemming of verzet, is artikel 1:3, vierde lid,
van overeenkomstige toepassing, en is er sprake van:
a. instemming, indien de vertegenwoordiger instemt;
b. verzet, indien de vertegenwoordiger zich verzet.
6. Indien betrokkene op enig later moment blijk geeft van verzet, vervalt de instemming,
bedoeld in het vijfde lid, en is er sprake van verzet.
7. De artikelen 450, eerste en tweede lid, en 465, zesde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek zijn niet van toepassing op de verplichte zorg die aan betrokkene wordt verleend.
Artikel 1:5
1. Zodra de burgemeester een crisismaatregel voorbereidt of de geneesheer-directeur
begint met de voorbereiding van een zorgmachtiging, wijst deze een contactpersoon aan die
op de hoogte wordt gehouden van de voorbereiding, de uitvoering, de wijziging en de
beëindiging van verplichte zorg aan betrokkene en die bevoegd is om als belanghebbende op
te treden in klachtprocedures en rechterlijke procedures.
2. Indien een vertegenwoordiger optreedt, wordt deze tevens als contactpersoon
aangewezen, tenzij na overleg met betrokkene en de vertegenwoordiger als contactpersoon
wordt aangewezen de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel, een ouder,
voogd, kind, broer of zus, grootouder, kleinkind of een naaste, mits die persoon als
contactpersoon wenst op te treden.
3. Indien geen vertegenwoordiger optreedt, wordt na overleg met betrokkene als
contactpersoon aangewezen de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel, een
ouder, voogd, kind, broer of zus, grootouder, kleinkind of een naaste, mits die persoon als
contactpersoon wenst op te treden.
4. Indien de burgemeester, geneesheer-directeur of de vertegenwoordiger gegronde
bezwaren hebben om de door betrokkene voorgestelde persoon als contactpersoon te laten
functioneren, wordt na overleg met betrokkene en de vertegenwoordiger een andere
contactpersoon aangewezen.
Artikel 1:6
1. Voor zover de zorgverantwoordelijke betrokkene niet in staat acht tot een redelijke
waardering van zijn belangen ter zake van zorg of de uitoefening van rechten en plichten op
grond van deze wet, legt hij dat schriftelijk vast en vermeldt daarbij de datum en het tijdstip
en ter zake van welke beslissingen betrokkene niet in staat kan worden geacht tot een
redelijke waardering van zijn belangen.
2. De beslissing, bedoeld in het eerste lid, wordt door de zorgverantwoordelijke niet
genomen dan na overleg met de vertegenwoordiger.
3. De zorgverantwoordelijke stelt de geneesheer-directeur op de hoogte van de beslissing,
bedoeld in het eerste lid, en het overleg met de vertegenwoordiger. Indien er geen
vertegenwoordiger optreedt, stelt hij de geneesheer-directeur daarvan op de hoogte.
Artikel 1:7
1. Waar in deze wet, uitgezonderd hoofdstuk 10, een bevoegdheid wordt toegekend aan de
rechter, is de enkelvoudige of meervoudige kamer van de rechtbank bevoegd in het
arrondissement waar betrokkene zijn woonplaats heeft of waar hij hoofdzakelijk of
daadwerkelijk verblijft, met dien verstande dat zaken met betrekking tot minderjarige
personen worden behandeld door de kinderrechter, of door een meervoudige kamer waarvan
de kinderrechter deel uit maakt.
2. Waar in hoofdstuk 10 een bevoegdheid wordt toegekend aan de rechter, is de
enkelvoudige of meervoudige kamer van de rechtbank bevoegd in het arrondissement waar
betrokkene ten tijde van de uitoefening van de bevoegdheid verblijft, met dien verstande dat
zaken met betrekking tot minderjarige personen worden behandeld door de kinderrechter, of
door een meervoudige kamer waarvan de kinderrechter deel uit maakt.
3. Op de procedure bij de rechter zijn de bepalingen inzake de verzoekschriftprocedure in
eerste aanleg en inzake cassatie uit het eerste boek van het Wetboek van burgerlijke
rechtsvordering van overeenkomstige toepassing.
4. De beschikking van de rechter is bij voorraad uitvoerbaar.
Artikel 1:8
1. Indien ten aanzien van betrokkene een verzoekschrift wordt ingediend of betrokkene
beroep instelt en geen advocaat heeft, geeft de rechter onverwijld aan het bestuur van de raad
voor rechtsbijstand een last tot toevoeging van een advocaat aan betrokkene.
2. Indien op grond van het bepaalde in deze wet een verzoekschrift wordt ingediend of
beroep wordt ingesteld, is geen vast recht verschuldigd.
3. Artikel 282, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, is niet van
toepassing.
4. Kosten van door de rechter opgeroepen getuigen en deskundigen komen ten laste van de
Staat.
Artikel 1:9
1. Bij de voorbereiding, de uitvoering, de wijziging en de beëindiging van verplichte zorg
wordt betrokkene in een voor hem begrijpelijke taal geïnformeerd.
2. Voor zover de uitvoering van de verplichte zorg leidt tot vrijheidsbeneming heeft
betrokkene, indien hij de Nederlandse taal niet beheerst, recht op bijstand van een tolk.
Artikel 1:10
De termijn van de artikelen 7:7 en 8:12, eerste lid, wordt indien deze eindigt op een
zaterdag, zondag of erkende feestdag, indien noodzakelijk, verlengd tot en met de
eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
HOOFDSTUK 2 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN
Artikel 2:1
1. De zorgaanbieder en de geneesheer-directeur bieden voldoende mogelijkheden voor
zorg op basis van vrijwilligheid, om daarmee verplichte zorg zoveel mogelijk te voorkomen.
2. Verplichte zorg kan alleen als uiterste middel worden overwogen, indien er geen
mogelijkheden voor vrijwillige zorg meer zijn.
3. Bij de voorbereiding, de afgifte, de tenuitvoerlegging, de uitvoering, de wijziging en de
beëindiging van een zorgmachtiging of crisismaatregel worden van de verplichte zorg de
proportionaliteit en subsidiariteit, waaronder begrepen de verplichte zorg in ambulante
omstandigheden, alsmede de doelmatigheid en veiligheid beoordeeld.
4. Bij de voorbereiding, de afgifte, de tenuitvoerlegging, de uitvoering, de wijziging en de
beëindiging van een zorgmachtiging of crisismaatregel wordt rekening gehouden met de
voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk
leven te bevorderen.
5. Bij de voorbereiding, de tenuitvoerlegging, de uitvoering, de wijziging en de
beëindiging van een zorgmachtiging of crisismaatregel worden de wensen en voorkeuren van
betrokkene ten aanzien van de zorg vastgelegd.
6. De wensen en voorkeuren van betrokkene worden gehonoreerd, tenzij:
a. betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is, of
b. deze in strijd zijn met de aan hem te verlenen verplichte zorg.
7. Bij de voorbereiding, de uitvoering, de wijziging en de beëindiging van een
zorgmachtiging of crisismaatregel worden de familie, de directe naasten van betrokkene en
de huisarts zoveel mogelijk betrokken.
8. Bij de voorbereiding, de afgifte, de uitvoering, de wijziging en de beëindiging van
verplichte zorg worden de mogelijk nadelige effecten van de verplichte zorg op lange termijn
voor betrokkene bij de beoordeling van de subsidiariteit, proportionaliteit, effectiviteit en
veiligheid betrokken en indien mogelijk met terzake deskundigen besproken.
9. Bij de voorbereiding, de afgifte, de uitvoering, de wijziging en de beëindiging van
verplichte zorg bij kinderen en jeugdigen worden zonodig aanvullende zorgvuldigheidseisen
gesteld en de mogelijk nadelige effecten van de verplichte zorg op lange termijn op de
lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van betrokkene en de deelname aan het
maatschappelijk leven betrokken bij de beoordeling van de subsidiariteit, proportionaliteit,
effectiviteit en veiligheid en indien mogelijk met terzake deskundigen besproken.
10. Het derde tot en met het negende lid zijn van overeenkomstige toepassing op de
voorbereiding, de uitvoering en de beëindiging van een beslissing op grond van hoofdstuk 8.
Artikel 2:2
1. De zorgaanbieder stelt op basis van de uitgangspunten van artikel 2:1 een beleidsplan
op over de toepassing van de verplichte zorg, dat gericht is op het terugdringen en
voorkomen van verplichte zorg en het zoeken naar alternatieven op basis van vrijwilligheid.
2. De zorgaanbieder draagt er zorg voor dat het beleidsplan wordt toegepast bij de
voorbereiding, de uitvoering, de evaluatie, de wijziging en de beëindiging van verplichte
zorg.
Artikel 2:3
1. Voordat de zorgaanbieder de geneesheer-directeur aanwijst, vraagt de zorgaanbieder
hierover advies aan de cliëntenraad, bedoeld in artikel 2 van de Wet medezeggenschap
cliënten zorginstellingen. Artikel 4, eerste en derde lid, en 5, eerste lid, van de Wet
medezeggenschap cliënten zorginstellingen zijn van overeenkomstige toepassing.
2. De zorgaanbieder draagt er zorg voor dat de geneesheer-directeur zijn taken op grond
van deze wet naar behoren kan uitvoeren en waarborgt de onafhankelijkheid van de
geneesheer-directeur bij de uitvoering van zijn taken op grond van deze wet. De
zorgaanbieder geeft de geneesheer-directeur geen aanwijzingen met betrekking tot diens
taakuitvoering op grond van deze wet.
HOOFDSTUK 3 CRITERIA VOOR EN DOELEN VAN VERPLICHTE ZORG
Artikel 3:1
Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet als bedoeld in artikel 1:4 kan worden verleend
op grond van:
a. een zorgmachtiging;
b. een crisismaatregel;
c. een beslissing tot tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan een crisismaatregel als
bedoeld in artikel 7:4;
d. een beslissing tot tijdelijke verplichte zorg in een noodsituatie als bedoeld in de
artikelen 8:11 en 8:12.
Artikel 3:2
Zorg kan bestaan uit:
a. een interventie, bestaande uit een vorm van verzorging, bejegening, behandeling,
begeleiding of bescherming;
b. toediening van medicatie, vocht en voeding, regelmatige medische controle of andere
medische handelingen;
c. pedagogische of therapeutische maatregelen;
d. opname in een accommodatie;
e. beperking van de bewegingsvrijheid;
f. afzondering of separatie in een daartoe geschikte verblijfsruimte;
g. beperking van het recht op het ontvangen van bezoek of het gebruik van
communicatiemiddelen;
h. toezicht op betrokkene;
i. onderzoek aan kleding of lichaam;
j. controle op de aanwezigheid van gedrag beïnvloedende middelen;
k. beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat
betrokkene iets moet doen of nalaten.
Artikel 3:3
Indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot een
aanzienlijk risico op ernstige schade voor hemzelf of voor een ander kan als uiterste middel
verplichte zorg worden verleend, indien:
a. er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn;
b. er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn;
c. het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg
evenredig is; en
d. redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Artikel 3:4
1. Verplichte zorg kan worden verleend om:
a. een crisissituatie af te wenden;
b. een aanzienlijk risico op ernstige schade af te wenden;
c. een zorgplan op te stellen;
d. de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren;
e. de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie
zo veel mogelijk herwint.
2. Indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot een
aanzienlijk risico op ernstige schade voor zijn fysieke gezondheid, kan ook verplichte zorg
worden verleend om zijn fysieke gezondheid te stabiliseren of te herstellen.
HOOFDSTUK 4 DE ZELFBINDINGSVERKLARING
Artikel 4:1
1. Een persoon die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en tot een redelijke waardering
van zijn belangen in staat is ter zake van zorg in verband met zijn psychische stoornis, kan
zich met een zelfbindingsverklaring verbinden tot zorg.
2. Betrokkene en de zorgverantwoordelijke stellen een zelfbindingsverklaring op waarin
worden beschreven:
a. onder welke omstandigheden verplichte zorg aan betrokkene moet worden verleend om
een aanzienlijk risico op ernstige schade voor hemzelf of een ander te voorkomen;
b. de zorg en de verplichte zorg die onder die omstandigheden aan betrokkene kan worden
verleend en de maximale duur van de verplichte zorg;
c. de omstandigheden waaronder de verplichte zorg wordt beëindigd;
d. de geldigheidsduur van de zelfbindingsverklaring;
e. de contactpersoon en de voor de continuïteit van zorg relevante familie en naasten met
wie contact moet worden opgenomen als de onder a bedoelde omstandigheden zich
voordoen.
3. De zelfbindingsverklaring gaat vergezeld van een zorgplan.
4. Indien betrokkene de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaar heeft
bereikt, betrekt de zorgverantwoordelijke de vertegenwoordiger van betrokkene bij het
opstellen van de zelfbindingsverklaring.
5. De zorgverantwoordelijke wijst betrokkene op de mogelijkheid om zich bij het
opstellen van een zelfbindingsverklaring te laten bijstaan door een familielid of naaste of de
patiëntenvertrouwenspersoon.
6. De patiëntenvertrouwenspersoon verleent op verzoek van betrokkene advies en bijstand
bij het opstellen van de zelfbindingsverklaring.
7. Een onafhankelijk arts of een persoon, behorende tot een bij regeling van Onze Minister
aangewezen categorie van deskundigen, stelt een verklaring op waaruit blijkt of betrokkene
tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is.
Artikel 4:2
1. Betrokkene, de zorgverantwoordelijke en de geneesheer-directeur dateren en
ondertekenen de zelfbindingsverklaring.
2. De geneesheer-directeur verstrekt de zelfbindingsverklaring aan betrokkene en een
gewaarmerkt afschrift aan ten minste één door betrokkene aangewezen persoon en aan de
zorgaanbieder.
Artikel 4:3
De zelfbindingsverklaring kan tussentijds worden gewijzigd of ingetrokken. Op de
wijziging of de intrekking zijn de artikelen 4:1 en 4:2 van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 5 VOORBEREIDING ZORGMACHTIGING
§ 1. Aanvraag voorbereiding zorgmachtiging
Artikel 5:1
Bij de geneesheer-directeur kan een ieder een schriftelijke en gemotiveerde aanvraag
indienen voor de voorbereiding van een zorgmachtiging voor een persoon aan wie verplichte
zorg zou moeten worden verleend.
Artikel 5:2
1. De aanvrager maakt in de aanvraag aannemelijk dat is voldaan aan de criteria voor
verplichte zorg.
2. De aanvrager vermeldt in de aanvraag de relatie met de persoon op wie de aanvraag
betrekking heeft.
3. Bij regeling van Onze Minister kan een model voor een aanvraag worden vastgesteld.
Artikel 5:3
1. Indien het college van burgemeester en wethouders een meldpunt voor openbare
geestelijke gezondheidszorg heeft ingesteld ter uitvoering van de Wet maatschappelijke
ondersteuning en daar een melding is ingediend betreffende een persoon voor wie de
noodzaak tot geestelijke gezondheidszorg zou moeten worden onderzocht, draagt het college
van burgemeester en wethouders binnen een redelijke termijn zorg voor een verkennend
onderzoek naar die noodzaak.
2. Indien uit het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, afdoende blijkt dat van een noodzaak
tot geestelijke gezondheidszorg sprake zou kunnen zijn, draagt het college van burgemeester
en wethouders ervoor zorg dat de melding en de bevindingen van het onderzoek uiterlijk
binnen tien dagen na afronding van het onderzoek worden gezonden aan een geneesheer-
directeur van een zorgaanbieder in de regio waarbinnen de gemeente zich bevindt.
3. Indien toepassing is gegeven aan het bepaalde in het tweede lid, draagt het college van
burgemeester en wethouders ervoor zorg dat degene die de melding, bedoeld in het eerste lid,
heeft verricht daarvan op de hoogte wordt gesteld, alsmede van de mogelijkheid om een
aanvraag als bedoeld in artikel 5:1 in te dienen.
Artikel 5:4
1. De geneesheer-directeur kan de aanvraag niet-ontvankelijk verklaren indien:
a. de aanvraag onvolledig is;
b. de aanvrager onvoldoende relatie heeft met de persoon op wie de aanvraag betrekking
heeft;
c. het een herhaalde aanvraag betreft na een eerdere afwijzing op inhoudelijke gronden en
uit de aanvraag onvoldoende blijkt dat de feiten en omstandigheden nadien veranderd zijn;
d. het een kennelijk onredelijke aanvraag betreft.
2. De geneesheer-directeur doet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk een week na ontvangst
van de aanvraag, schriftelijk mededeling aan de aanvrager van de gronden waarop de
aanvraag niet-ontvankelijk is.
Artikel 5:5
De geneesheer-directeur kan besluiten ambtshalve een zorgmachtiging voor te bereiden.
§ 2. Voorbereiding zorgmachtiging
Artikel 5:6
Zodra de geneesheer-directeur ambtshalve of op aanvraag met de voorbereiding van een
zorgmachtiging begint:
a. informeert hij betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat en de contactpersoon
schriftelijk, dat hij op aanvraag of ambtshalve een verzoek voor een zorgmachtiging
voorbereidt,
b. verstrekt hij, indien betrokkene geen advocaat heeft, de persoonsgegevens van
betrokkene aan de rechter, die onverwijld aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand een
last tot toevoeging van een advocaat aan betrokkene geeft,
c. informeert hij betrokkene over de mogelijkheid om zich bij te laten staan door een
familielid of naaste bij het opstellen van de zelfbindingsverklaring, het plan, bedoeld in
artikel 5:7, de zorgkaart en het zorgplan,
d. informeert hij betrokkene, de vertegenwoordiger en de contactpersoon schriftelijk over
de mogelijkheid van advies en bijstand aan betrokkene door een
patiëntenvertrouwenspersoon, en
e. verstrekt hij de persoonsgegevens van betrokkene aan de patiëntenvertrouwenspersoon,
met als doel betrokkene te kunnen informeren over de mogelijkheid tot advies en bijstand
door een patiëntenvertrouwenspersoon, tenzij betrokkene daar bezwaar tegen heeft.
Artikel 5:7
1. Indien betrokkene of de vertegenwoordiger bij de geneesheer-directeur binnen twee
dagen na ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 5:6, onder a, te kennen geeft met
familie of naasten zelf een plan van aanpak te willen opstellen om verplichte zorg te
voorkomen, besluit de geneesheer-directeur zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee
dagen na de kennisgeving, of de voorbereiding voor een zorgmachtiging wordt geschorst en
betrokkene in de gelegenheid wordt gesteld een plan van aanpak op te stellen.
2. De geneesheer-directeur besluit alleen afwijzend indien:
a. hij van oordeel is dat het aanzienlijk risico op ernstige schade voor betrokkene of voor
een ander zich niet verdraagt met uitstel van de voorbereiding van een zorgmachtiging,
b. betrokkene eerder in staat is gesteld zelf een plan van aanpak op te stellen en dat niet is
gelukt, of
c. betrokkene eerder een plan van aanpak heeft opgesteld, maar daarmee verplichte zorg
niet kon worden voorkomen en de feiten en omstandigheden sindsdien niet zodanig zijn
veranderd dat de kans redelijkerwijs aanwezig moet worden geacht dat betrokkene nu wel in
staat zal zijn een plan van aanpak op te stellen waarmee verplichte zorg kan worden
voorkomen.
3. Voordat de geneesheer-directeur besluit, hoort hij betrokkene en de vertegenwoordiger.
4. De geneesheer-directeur stelt betrokkene, de vertegenwoordiger en de aanvrager,
bedoeld in artikel 5:1, schriftelijk op de hoogte van zijn besluit. Indien hij afwijzend besluit,
deelt hij aan betrokkene en de vertegenwoordiger tevens schriftelijk zijn beweegredenen mee.
5. Indien de geneesheer-directeur besluit om betrokkene in de gelegenheid te stellen een
plan van aanpak op te stellen, duurt de schorsing, bedoeld in het eerste lid, vier weken vanaf
het moment waarop de geneesheer-directeur zijn besluit heeft meegedeeld op grond van het
vierde lid, eerste volzin.
6. Indien de geneesheer-directeur van oordeel is dat onvoldoende voortgang wordt
gemaakt met het opstellen van een plan van aanpak, dan wel het aanzienlijk risico op ernstige
schade zich niet langer verdraagt met verder uitstel van de voorbereiding van een
zorgmachtiging, kan de geneesheer-directeur besluiten nog voor het einde van de periode,
bedoeld in het vijfde lid, de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging te
hervatten.
7. De geneesheer-directeur neemt het besluit, bedoeld in het zesde lid, niet dan na overleg
met betrokkene en de vertegenwoordiger. De geneesheer-directeur stelt betrokkene en de
vertegenwoordiger schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte van een dergelijk besluit.
Artikel 5:8
Indien er geen zorgverantwoordelijke is, wijst de geneesheer-directeur een
zorgverantwoordelijke voor betrokkene aan.
§ 3. De medische verklaring
Artikel 5:9
Voor de toepassing van deze paragraaf, alsmede de artikelen 5:20, 7:5, 7:9 en 8:19, gelden
voor de arts de volgende voorwaarden:
a. hij staat als specialist ingeschreven in een register als bedoeld in artikel 14 van de Wet
op de beroepen in de individuele gezondheidszorg,
b. aan deze zijn geen beperkingen opgelegd als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onder e, en
artikel 80, eerste lid, onder a en b, van de Wet op de beroepen in de individuele
gezondheidszorg;
c. hij behoort tot een bij regeling van Onze Minister aangewezen categorie van
deskundigen,
d. hij functioneert onafhankelijk ten opzichte van de zorgaanbieder, en
e. hij heeft minimaal één jaar geen zorg verleend aan betrokkene.
Artikel 5:10
1. De geneesheer-directeur draagt zorg voor een medische verklaring van een arts, volgens
het vastgestelde model, bedoeld in het tweede lid, over de actuele gezondheidstoestand van
betrokkene ten behoeve van de:
a. voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging aan de rechter;
b. beoordeling of met de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 5:7, verplichte zorg
wordt voorkomen.
2. Bij regeling van Onze Minister wordt een model voor een medische verklaring
vastgesteld.
Artikel 5:11
1. De geneesheer-directeur draagt ervoor zorg dat de arts in de medische verklaring in elk
geval zijn bevindingen vermeldt inzake:
a. de symptomen die betrokkene vertoont, en zo mogelijk, een diagnose van de psychische
stoornis van betrokkene;
b. de relatie tussen de psychische stoornis en het gedrag dat tot het aanzienlijke risico op
ernstige schade leidt;
c. de zorg die noodzakelijk is om het aanzienlijke risico op ernstige schade weg te nemen;
d. indien het gaat om het vaststellen van een zorgplan, het voldoen van het zorgplan aan
de uitgangspunten van artikel 2:1;
e. indien toepassing wordt gegeven aan artikel 5:7, vijfde lid, het voldoen van het plan,
bedoeld in artikel 5:7, aan het uitgangspunt dat geen aanzienlijk risico op ernstige schade
voor betrokkene of een ander ontstaat.
2. De geneesheer-directeur draagt ervoor zorg dat de arts eerst bij de zorgaanbieder nagaat
of betrokkene een zelfbindingsverklaring heeft als bedoeld in artikel 4:1, alsmede zo
mogelijk overleg pleegt met de zorgverantwoordelijke of de huisarts.
3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel d, kan de beoordeling van het zorgplan
achterwege blijven indien de zorgmachtiging tot doel heeft een zorgplan op te kunnen stellen
als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, onderdeel c. De geneesheer-directeur draagt er dan zorg
voor dat de arts in de medische verklaring zo nodig aangeeft welke verplichte zorg nodig is in
de periode waarin een zorgplan wordt opgesteld, dan wel welke verplichte zorg nodig is om
de crisissituatie af te wenden, en welke zorgaanbieder kan worden belast met het verlenen
van deze zorg en zo nodig de accommodatie.
4. Indien de medische verklaring dient ter beoordeling van het plan, bedoeld in artikel 5:7,
draagt de geneesheer-directeur ervoor zorg dat de beoordeling van het zorgplan later
plaatsvindt indien de voorbereidingen voor een verzoekschrift voor een zorgmachtiging niet
worden beëindigd.
Artikel 5:12
1. De geneesheer-directeur draagt ervoor zorg dat de arts aantekening maakt in de
medische verklaring van zijn vermoeden dat bij politie en justitie gegevens aanwezig kunnen
zijn die van belang zijn voor de beoordeling van het aanzienlijke risico op ernstige schade
voor betrokkene of een ander, indien het gedrag dat voortvloeit uit de psychische stoornis van
betrokkene, de aard van de psychische stoornis van betrokkene of informatie over betrokkene
daartoe aanleiding geeft.
2. Indien de medische verklaring de aantekening, bedoeld in het eerste lid bevat, of het
gedrag dat voortvloeit uit de psychische stoornis van betrokkene, de aard van de psychische
stoornis van betrokkene of informatie over betrokkene de geneesheer-directeur aanleiding
geeft te vermoeden dat over betrokkene bij politie of justitie gegevens zijn die van belang
zijn voor de beoordeling van het aanzienlijke risico op ernstige schade voor betrokkene of
een ander, verzoekt de geneesheer-directeur de officier van justitie te onderzoeken of zulke
gegevens bij politie of justitie aanwezig zijn.
3. Indien de gegevens, bedoeld in het tweede lid, bij politie of justitie aanwezig zijn, doet
de officier van justitie hiervan schriftelijke mededeling aan de geneesheer-directeur.
Artikel 5:13
1. De geneesheer-directeur kan besluiten de voorbereiding van een verzoek voor een
zorgmachtiging te beëindigen, indien uit de medische verklaring blijkt:
a. dat er geen sprake is van een psychische stoornis,
b. het gedrag dat voortvloeit uit de psychische stoornis niet tot een aanzienlijk risico op
ernstige schade leidt, of
c. verplichte zorg niet noodzakelijk is om het aanzienlijke risico op ernstige schade weg te
nemen.
2. De geneesheer-directeur deelt zijn schriftelijke en gemotiveerde beslissing mee aan de
aanvrager, bedoeld in artikel 5:1, betrokkene, de vertegenwoordiger, de contactpersoon, de
advocaat en de zorgverantwoordelijke.
§ 4. De zorgkaart en het zorgplan
Artikel 5:14
1. De zorgverantwoordelijke stelt samen met betrokkene en de vertegenwoordiger een
zorgkaart op. De zorgkaart vermeldt de voorkeuren van betrokkene. Indien betrokkene
beschikt over een zelfbindingsverklaring, een plan als bedoeld in artikel 5:7, of andere
schriftelijke wilsuitingen inzake zorg, worden afschriften daarvan als bijlage bij de zorgkaart
gevoegd.
2. De zorgverantwoordelijke wijst betrokkene op de mogelijkheid om zich bij het
opstellen, evalueren en actualiseren van de zorgkaart te laten bijstaan door een familielid of
naaste.
3. De patiëntenvertrouwenspersoon verleent op verzoek van betrokkene advies en bijstand
bij het opstellen, evalueren en actualiseren van de zorgkaart.
4. Indien betrokkene of de vertegenwoordiger geen voorkeuren kenbaar wil maken,
vermeldt de zorgverantwoordelijke dit op de zorgkaart.
5. De zorgverantwoordelijke overlegt de zorgkaart, inclusief de bijlagen, aan de
geneesheer-directeur.
Artikel 5:15
1. De zorgverantwoordelijke stelt in overleg met betrokkene en de vertegenwoordiger een
zorgplan vast, volgens het vastgestelde model, bedoeld in het zevende lid.
2. De zorgverantwoordelijke wijst betrokkene op de mogelijkheid om zich bij het
opstellen, evalueren en actualiseren van het zorgplan te laten bijstaan door een familielid of
naaste en de patiëntenvertrouwenspersoon.
3. De zorgverantwoordelijke pleegt voorafgaand aan het vaststellen van het zorgplan
overleg met:
a. de contactpersoon en de voor de continuïteit van zorg relevante familie en naasten;
b. de zorgverleners, en zo mogelijk met de huisarts;
c. de gemeente, indien er bij de voorbereiding van het zorgplan blijkt dat essentiële
voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk leven van betrokkene ontbreken;
d. voor zover de aard van de psychische stoornis daartoe noodzaakt: ten minste één andere
deskundige behorende tot een bij regeling van Onze Minister aangewezen categorie van
deskundigen.
4. De zorgverantwoordelijke stelt betrokkene, de vertegenwoordiger, de contactpersoon,
de voor de continuïteit van zorg relevante familie en naasten in de gelegenheid om bij
voorkeur mondeling hun zienswijze kenbaar te maken. Het kenbaar maken van de zienswijze
gebeurt zo mogelijk, gelijktijdig en gezamenlijk, tenzij betrokkene daar bezwaar tegen heeft.
5. De patiëntenvertrouwenspersoon verleent op verzoek van betrokkene advies en bijstand
bij het opstellen van het zorgplan.
6. De zorgverantwoordelijke overlegt het zorgplan aan de geneesheer-directeur.
7. Bij regeling van Onze Minister kan een model voor een zorgplan worden vastgesteld.
Artikel 5:16
1. Het zorgplan vermeldt in elk geval:
a. een door de zorgverantwoordelijke gestelde diagnose van de psychische stoornis van
betrokkene en het gedrag dat voortvloeit uit de psychische stoornis en leidt tot een aanzienlijk
risico op ernstige schade voor hemzelf of voor een ander;
b. de zorg die noodzakelijk is om het aanzienlijke risico op ernstige schade weg te nemen;
c. het doel van verplichte zorg;
d. de wijze waarop rekening wordt gehouden met de voorkeuren van betrokkene ten
aanzien van de zorg, zoals vastgelegd op de zorgkaart inclusief de bijlagen;
e. de zienswijze en de contactgegevens van de personen, bedoeld in artikel 5:15, vierde
lid;
f. de minimale en maximale duur van de afzonderlijke vormen van verplichte zorg;
g. de wijze waarop de zorgaanbieder en de geneesheer-directeur de kwaliteit van de
verplichte zorg bewaken en toezicht houden op de uitvoering van de verplichte zorg in
ambulante omstandigheden;
h. de essentiële voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk leven van
betrokkene, voor zover deze ontbreken;
i. de frequentie waarmee en de omstandigheden waaronder het zorgplan en de
subsidiariteit, proportionaliteit, effectiviteit en veiligheid van de verplichte zorg met
betrokkene, de vertegenwoordiger, alsmede het familielid of de naaste en de
patiëntenvertrouwenspersoon, bedoeld in artikel 5:15, tweede lid, worden geëvalueerd en het
zorgplan wordt geactualiseerd;
j. de zorgaanbieder die kan worden belast met de uitvoering van de zorgmachtiging, en zo
nodig de accommodatie.
2. Indien de zorgverantwoordelijke van oordeel is dat niet is voldaan aan de criteria voor
verplichte zorg, vermeldt hij de redenen daarvan in het zorgplan en zo mogelijk:
a. de mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid;
b. minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect.
3. Indien de zorgverantwoordelijke en betrokkene of de vertegenwoordiger niet tot
overeenstemming komen, vermeldt het zorgplan de redenen daarvoor.
4. Indien de zorgverantwoordelijke van oordeel is dat gelet op de noodzakelijke zorg een
andere zorgaanbieder dan degene onder wiens verantwoordelijkheid de zorgmachtiging
wordt voorbereid, belast zou moeten worden met de uitvoering van de zorgmachtiging, pleegt
hij hiertoe overleg met de beoogde zorgaanbieder.
§ 5. Beslissing geneesheer-directeur
Artikel 5:17
Na de schriftelijke mededeling, bedoeld in artikel 5:6, onder a, deelt de geneesheer-
directeur zijn schriftelijke en gemotiveerde beslissing of voldaan is aan de criteria voor
verplichte zorg zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken, mee aan betrokkene,
de vertegenwoordiger, de contactpersoon, de advocaat en de zorgverantwoordelijke, alsmede
in voorkomend geval aan de aanvrager, bedoeld in artikel 5:1. Indien toepassing is gegeven
aan het bepaalde in artikel 5:7, vijfde lid, geldt hiervoor een termijn van uiterlijk acht weken.
Artikel 5:18
1. Indien de geneesheer-directeur beslist dat is voldaan aan de criteria voor verplichte
zorg, dient hij onverwijld een verzoekschrift voor een zorgmachtiging bij de rechter in. In het
verzoekschrift geeft de geneesheer-directeur gemotiveerd aan waarom deze van oordeel is dat
aan de criteria van verplichte zorg is voldaan, wat het doel is van de verplichte zorg, welke
vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging moeten worden opgenomen en op welke
wijze is voldaan aan de uitgangspunten van artikel 2:1.
2. Bij het verzoekschrift voor een zorgmachtiging voegt de geneesheer-directeur in elk
geval:
a. de medische verklaring, bedoeld in artikel 5:10;
b. de mededeling, bedoeld in artikel 5:12, derde lid;
c. de zorgkaart inclusief de bijlagen;
d. het zorgplan inclusief de bijlagen, tenzij het een verzoek betreft voor een
zorgmachtiging die strekt tot het opstellen van het zorgplan of een verzoek als bedoeld in
artikel 7:9;
e. de beslissing bedoeld in artikel 5:7, vierde lid, indien de geneesheer-directeur
betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld zelf een plan van aanpak op te stellen.
3. Indien het een verzoekschrift betreft voor een zorgmachtiging naar aanleiding van een
zelfbindingsverklaring voegt de geneesheer-directeur tevens de zelfbindingsverklaring bij het
verzoekschrift.
4. De geneesheer-directeur voegt daarnaast bij het verzoekschrift voor een
zorgmachtiging:
a. indien betrokkene minderjarig is, een uittreksel uit het in artikel 244 van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek bedoelde register, of een verklaring van de griffie van de rechtbank dat
ten aanzien van de minderjarige het register geen gegevens bevat;
b. indien betrokkene onder curatele is gesteld, een uittreksel uit het in artikel 391 van
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register;
c. indien ten behoeve van betrokkene een mentorschap is ingesteld, een afschrift van de
beschikking waarbij het mentorschap is ingesteld en die waarbij een mentor is benoemd.
Artikel 5:19
1. Indien de geneesheer-directeur beslist dat niet is voldaan aan de criteria voor verplichte
zorg en geen verzoekschrift voor een zorgmachtiging wordt ingediend, kan de aanvrager,
bedoeld in artikel 5:1, binnen veertien dagen nadat de beslissing van de geneesheer-directeur
aan hem is meegedeeld, bij de geneesheer-directeur schriftelijk en gemotiveerd een aanvraag
indienen alsnog een verzoekschrift voor een zorgmachtiging bij de rechter in te dienen.
2. Indien uit de medische verklaring, bedoeld in artikel 5:10, blijkt dat de psychische
stoornis van betrokkene noodzaakt tot verplichte zorg en de aanvraag, bedoeld in het eerste
lid, voldoende gemotiveerd is, dient de geneesheer-directeur alsnog een verzoekschrift voor
een zorgmachtiging bij de rechter in. De geneesheer-directeur voegt de gemotiveerde
aanvraag, bedoeld in het eerste lid, de medische verklaring, bedoeld in artikel 5:10, voor
zover aanwezig het plan, bedoeld in artikel 5:7, eerste lid, en de zorgkaart bij het
verzoekschrift voor een zorgmachtiging. Artikel 5:18, tweede lid, onderdeel b, en vierde lid,
en artikel 5:12, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
§ 6. Verzoekschrift van de officier van justitie
Artikel 5:20
1. De officier van justitie kan een verzoekschrift voor een zorgmachtiging die strekt tot het
opstellen van een zorgplan voor betrokkene bij de rechter indienen, indien naar zijn oordeel
is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg en de noodzaak tot verplichte zorg is gebleken
bij de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Gelijke bevoegdheid komt de officier
van justitie toe, indien naar zijn oordeel aan de criteria voor verplichte zorg is voldaan en
aansluitend aan de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel, verplichte zorg nodig is.
2. Voordat de officier van justitie met de voorbereiding van een verzoekschrift begint, gaat
deze na of reeds een verzoekschrift voor een zorgmachtiging voor betrokkene wordt
voorbereid door een geneesheer-directeur, in welk geval hij overleg voert met de betrokken
geneesheer-directeur.
3. De officier van justitie voegt bij het verzoekschrift een medische verklaring van een arts
en indien aanwezig de zorgkaart inclusief de bijlagen alsmede de politie en justitiegegevens.
4. De officier van justitie vermeldt in zijn verzoekschrift de zorgaanbieder onder wiens
verantwoordelijkheid het zorgplan moet worden opgesteld, nadat hij hiertoe overleg heeft
gevoerd met de beoogde zorgaanbieder. Het verslag van het overleg wordt bij het
verzoekschrift gevoegd.
5. De artikelen 5:8, 5:10, 5:11, 5:13, 5:18, eerste en vierde lid, zijn van toepassing op de
voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging door de officier van justitie,
met dien verstande dat de officier van justitie is belast met de werkzaamheden of
bevoegdheden die aan de geneesheer-directeur zijn opgedragen.
HOOFDSTUK 6 ZORGMACHTIGING
§ 1. Afgifte zorgmachtiging
Artikel 6:1
1. De rechter stelt na ontvangst van het verzoekschrift voor een zorgmachtiging,
betrokkene, de vertegenwoordiger en de advocaat in de gelegenheid om hun zienswijze
mondeling kenbaar te maken.
2. De rechter kan zich zo nodig en zo mogelijk laten voorlichten door:
a. de aanvrager, bedoeld in artikel 5:1,
b. de echtgenoot, de geregistreerde partner, de levensgezel of degene die betrokkene
feitelijk verzorgt,
c. de contactpersoon,
d. elke meerderjarige bloedverwant in de rechte lijn of de zijlijn tot en met de tweede
graad en elke meerderjarige aanverwant tot en met de tweede graad,
e. een voor continuïteit van zorg relevant familielid of naaste,
f. de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur of de zorgverantwoordelijke,
g. de arts die de medische verklaring heeft opgesteld,
h. een ambtenaar van politie die bekend is met betrokkene, of
i. de officier van justitie.
3. Indien betrokkene niet in staat is zich naar de rechtbank te begeven en in Nederland
verblijft, kan hij worden gehoord op zijn verblijfplaats. Indien betrokkene reeds in een
accommodatie verblijft, wordt de rechter, vergezeld van de griffier, door de zorgaanbieder in
de gelegenheid gesteld hem aldaar te horen. Indien betrokkene niet in Nederland verblijft,
wordt de behandeling van het verzoek door de rechtbank aangehouden totdat betrokkene in
Nederland kan worden gehoord.
4. De rechter kan onderzoek door deskundigen bevelen en is bevoegd deze deskundigen
alsmede getuigen op te roepen. De rechter roept de door betrokkene opgegeven deskundigen
en getuigen op, tenzij hij van oordeel is dat door het achterwege blijven daarvan betrokkene
redelijkerwijs niet in zijn belangen kan worden geschaad. Indien hij een opgegeven
deskundige of getuige niet heeft opgeroepen, vermeldt hij de reden daarvan in de uitspraak.
5. De rechter kan verplichten te verschijnen:
a. de geneesheer-directeur,
b. de aanvrager, bedoeld in de artikel 5:1,
c. de vertegenwoordiger,
d. de contactpersoon,
e. de arts die de medische verklaring heeft opgesteld,
f. de zorgaanbieder of de zorgverantwoordelijke,
g. een ambtenaar van politie die bekend is met betrokkene, of
h. de officier van justitie.
6. Indien de rechter zich laat voorlichten in afwezigheid van betrokkene, wordt de
zakelijke inhoud van de verstrekte inlichtingen aan betrokkene medegedeeld.
7. Betrokkene en de advocaat worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijze kenbaar te
maken naar aanleiding van de mededelingen en verklaringen van de personen, bedoeld in het
tweede en vierde lid.
8. Kosten van getuigen en deskundigen in verband met de toepassing van het vierde lid,
komen ten laste van ’s Rijks kas. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over de vergoeding van kosten.
Artikel 6:2
1. De rechter doet zo spoedig mogelijk uitspraak, maar uiterlijk:
a. twee weken na ontvangst van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging als bedoeld
in de artikelen 5:18 en 5:20, eerste lid, tweede volzin;
b. drie werkdagen na ontvangst van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging als
bedoeld in de artikelen 5:18, derde lid, 5:19, tweede lid, 5:20, eerste lid, eerste volzin, 7:9 en
8:12, zesde lid;
c. vier weken na ontvangst van een nieuw verzoekschrift voor een zorgmachtiging als
bedoeld in artikel 6:5, onderdeel a.
2. Indien de rechter betrokkene in de gelegenheid stelt zelf een plan van aanpak als
bedoeld in artikel 5:7 op te stellen wordt de termijn, bedoeld in het eerste lid, onder a,
opgeschort met ten hoogste vier weken. Artikel 5:7, zesde en zevende lid, en artikel 5:10 zijn
van overeenkomstige toepassing.
3. Indien tegen de beslissing van de rechter hoger beroep wordt ingesteld, zorgt de rechter
in hoger beroep ervoor dat, in afwijking van artikel 361 van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering, de behandeling van het hoger beroep zo spoedig mogelijk plaatsvindt,
alsmede zo spoedig mogelijk uitspraak wordt gedaan.
Artikel 6:3
1. De rechter verleent een zorgmachtiging, indien naar zijn oordeel:
a. aan de criteria voor verplichte zorg is voldaan, en
b. met de in het zorgplan opgenomen verplichte zorg of indien een zorgplan ontbreekt,
met de in de medische verklaring opgenomen verplichte zorg het aanzienlijke risico op
ernstige schade kan worden weggenomen.
2. De zorgmachtiging vermeldt in elk geval:
a. de zorg die noodzakelijk is om het aanzienlijke risico op ernstige schade weg te nemen;
b. de wijze waarop rekening wordt gehouden met de voorkeuren van betrokkene, zoals
vastgelegd op de zorgkaart of in de zelfbindingsverklaring;
c. de minimale en maximale duur van de afzonderlijke vormen van verplichte zorg;
d. de wijze waarop de zorgaanbieder en de geneesheer-directeur de kwaliteit van de
verplichte zorg bewaken en toezicht houden op de uitvoering van verplichte zorg in
ambulante omstandigheden;
e. de frequentie waarmee en de omstandigheden waaronder het zorgplan en de
subsidiariteit, proportionaliteit, effectiviteit en veiligheid van de verplichte zorg met
betrokkene en de vertegenwoordiger zal worden geëvalueerd en het zorgplan geactualiseerd;
f. de zorgaanbieder die wordt belast met de uitvoering van de zorgmachtiging en zo nodig
de accommodatie;
g. de inventarisatie van de essentiële voorwaarden voor maatschappelijke deelname;
h. de mogelijkheid tot het verlenen van advies en bijstand door een
patiëntenvertrouwenspersoon.
3. Indien de rechter van oordeel is dat aan de criteria voor verplichte zorg is voldaan, maar
de in het zorgplan of de medische verklaring opgenomen zorg het aanzienlijk risico op
ernstige schade niet kan worden weggenomen, kan hij in de zorgmachtiging in afwijking van
het zorgplan andere verplichte zorg of doelen van verplichte zorg in de zorgmachtiging
opnemen, alsmede in de zorgmachtiging bepalen dat een ander zorgplan moet worden
opgesteld.
4. De zorgmachtiging is bij voorraad uitvoerbaar.
5. De griffie van de rechtbank zendt een afschrift van de beslissing van de rechter aan:
a. betrokkene;
b. de vertegenwoordiger;
c. de advocaat;
d. de contactpersoon;
e. de ouders die het gezag uitoefenen, de voogd, de curator of de mentor;
f. de echtgenoot, partner, levensgezel of degene die betrokkene verzorgt;
g. de aanvrager, bedoeld in artikel 5:1;
h. de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de zorgverantwoordelijke en de huisarts;
i. de officier van justitie.
6. Indien een machtiging betrekking heeft op een minderjarige die onder toezicht is
gesteld, geldt deze als machtiging, als bedoeld in artikel 261 van Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek.
§ 2. Geldigheidsduur
Artikel 6:4
De rechter verleent een zorgmachtiging voor de duur die noodzakelijk is om het doel van
verplichte zorg te realiseren, maar maximaal voor:
a. zes weken, indien het doel van verplichte zorg de gronden, bedoeld in artikel 3:4, eerste
lid, onderdelen a of c, betreft of het een verzoekschrift betreft op grond van artikel 7:9;
b. zes maanden, indien het doel van verplichte zorg de gronden, bedoeld in artikel 3:4,
eerste lid, onderdelen b, d en e, betreft;
c. twaalf maanden, indien het een zorgmachtiging betreft die aansluit op een
zorgmachtiging als bedoeld onder b;
d. twee jaar, indien het een aansluitende zorgmachtiging betreft voor een persoon aan wie
gedurende ten minste de afgelopen vijf jaar aaneengesloten verplichte zorg is verleend.
§ 3 Vervallen zorgmachtiging
Artikel 6:5
De zorgmachtiging vervalt, indien:
a. De geldigheidsduur is verstreken, tenzij de geneesheer-directeur voordat de
geldigheidsduur is verstreken een nieuw verzoekschrift voor een zorgmachtiging heeft
ingediend, in welk geval de eerdere zorgmachtiging vervalt als de rechter op het
verzoekschrift heeft beslist.
b. de beslissing van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 8:18, tot beëindiging van
het verlenen van alle vormen van verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging, zonder
dat daaraan voorwaarden of beperkingen zijn verbonden, onherroepelijk is geworden;
c. de rechter op grond van een verzoekschrift van de geneesheer-directeur als bedoeld in
artikel 8:19, derde lid, heeft beslist tot beëindiging van het verlenen van alle vormen van
verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging, zonder dat daaraan voorwaarden of
beperkingen zijn verbonden;
d. een nieuwe zorgmachtiging ten uitvoer wordt gelegd.
HOOFDSTUK 7 CRISISMAATREGEL
§ 1. Verzoek crisismaatregel
Artikel 7:1
1. Bij de burgemeester kan een ieder een gemotiveerd en bij voorkeur schriftelijk verzoek
indienen om een crisismaatregel te nemen.
2. De verzoeker maakt in het verzoek aannemelijk dat is voldaan aan de criteria voor
verplichte zorg.
3. De verzoeker vermeldt in het verzoek de relatie met de persoon op wie het verzoek
betrekking heeft.
4. Bij regeling van Onze Minister kan een model voor een schriftelijk verzoek worden
vastgesteld.
5. De burgemeester zendt onverwijld een afschrift van het verzoek voor een
crisismaatregel aan betrokkene, de vertegenwoordiger, de contactpersoon en de advocaat.
Artikel 7:2
1. De burgemeester kan een verzoek niet-ontvankelijk verklaren, indien:
a. het verzoek onvolledig is;
b. de verzoeker onvoldoende relatie heeft met de persoon op wie het verzoek betrekking
heeft;
c. het een herhaald verzoek betreft na een eerdere afwijzing door de burgemeester op
inhoudelijke gronden en uit het verzoek onvoldoende blijkt dat de feiten en omstandigheden
nadien veranderd zijn;
d. het een kennelijk onredelijk verzoek betreft.
2. De burgemeester doet zo spoedig mogelijk mededeling aan de verzoeker van de
gronden waarop het verzoek niet-ontvankelijk is.
Artikel 7:3
De burgemeester kan op verzoek of ambtshalve een crisismaatregel nemen, indien:
a. er sprake is van een onmiddellijk dreigend aanzienlijk risico op ernstige schade;
b. er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van een persoon als gevolg van zijn
psychische stoornis dit risico veroorzaakt;
c. de crisissituatie dermate ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan
worden afgewacht; end. betrokkene of de vertegenwoordiger zich verzet tegen zorg op basis
van vrijwilligheid.
d. er sprake is van verzet als bedoeld in artikel 1:4 tegen verplichte zorg.
§ 2. Tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan een crisismaatregel
Artikel 7:4
1. Voorafgaand aan de beslissing over een crisismaatregel kan gedurende korte tijd
verplichte zorg aan een persoon worden verleend, indien redelijkerwijs mag worden
verondersteld dat een crisismaatregel zal worden genomen.
2. De kortdurende verplichte zorg voorafgaand aan de beslissing over een crisismaatregel
kan alleen als uiterste middel worden verleend indien dit noodzakelijk is in verband met de
voorbereiding van de crisismaatregel en uitsluitend gedurende de periode die benodigd is om
de procedure voor de crisismaatregel af te ronden.
3. De kortdurende verplichte zorg voorafgaand aan de beslissing over een crisismaatregel
kan in uitzonderlijke gevallen voor de duur van ten hoogste twaalf uren worden verleend.
4. Teneinde te laten onderzoeken of een crisismaatregel moet worden genomen en in
afwachting van de beslissing op het verzoek voor een crisismaatregel kan een beslissing
worden genomen om betrokkene:
a. tijdelijk in zijn bewegingsvrijheid te beperken;
b. tijdelijk zijn vrijheid te benemen;
c. onverwijld over te brengen of over te laten brengen naar een plaats die geschikt is voor
tijdelijk verblijf.
5. De bevoegdheid, bedoeld in het vierde lid, komt uitsluitend toe aan:
a. een ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitoefening van de politietaak;
b. degene die is belast met de uitvoering van de ambulancevervoer, bedoeld in artikel 1
van de Tijdelijke wet ambulancezorg;
c. de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke die zorg
verlenen op basis van vrijwilligheid;
d. personen behorende bij door Onze Minister aangewezen categorieën van deskundigen.
6. Het onderbrengen van betrokkene bij de politie of de Koninklijke marechaussee vindt
uitsluitend plaats indien betrokkene wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit.
7. De personen, bedoeld in het vijfde lid, informeren de zorgaanbieder van een maatregel
als bedoeld in het vierde lid.
§ 3. Voorbereiding en beslissing crisismaatregel
Artikel 7:5
1. Ter voorbereiding van het nemen van de crisismaatregel draagt de burgemeester zorg
voor een medische verklaring van een arts, volgens het vastgestelde model, bedoeld in het
derde lid, over de actuele gezondheidstoestand van betrokkene.
2. De burgemeester draagt ervoor zorg dat de arts in de medische verklaring in elk geval
zijn bevindingen vermeldt inzake:
a. de symptomen die betrokkene vertoont, en zo mogelijk, een diagnose van de psychische
stoornis van betrokkene;
b. de relatie tussen de psychische stoornis en het gedrag dat tot het aanzienlijke risico op
ernstige schade leidt;
c. de zorg die noodzakelijk is om het aanzienlijke risico op ernstige schade weg te nemen.
3. De burgemeester draagt ervoor zorg dat de arts eerst bij de zorgaanbieder nagaat of
betrokkene een zelfbindingsverklaring heeft als bedoeld in artikel 4:1, alsmede dat de arts zo
mogelijk overleg pleegt met de zorgverantwoordelijke of de huisarts. Indien de arts geen
psychiater is, draagt de burgemeester ervoor zorg dat de arts eerst overleg pleegt met een
psychiater.
4. Bij regeling van Onze Minister wordt een model voor een medische verklaring als
bedoeld in het eerste lid vastgesteld.
Artikel 7:6
1. De burgemeester kan op verzoek of ambtshalve een crisismaatregel nemen, indien naar
zijn oordeel aan de criteria van artikel 7:3 is voldaan en met de crisismaatregel het
aanzienlijke risico op ernstige schade kan worden weggenomen.
2. De burgemeester neemt niet eerder een crisismaatregel dan nadat hij:
a. zich door middel van een medische verklaring op de hoogte heeft gesteld van de actuele
gezondheidstoestand van betrokkene;
b. betrokkene of de vertegenwoordiger, zo mogelijk, in de gelegenheid heeft gesteld om te
worden gehoord;
c. bij de zorgaanbieder is nagegaan of er een zelfbindingsverklaring als bedoeld in artikel
4:1 aanwezig is, en deze verklaring, voor zover aanwezig, heeft geraadpleegd.
3. De burgemeester neemt zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verzoek, bedoeld in
artikel 7:1, een beslissing over het verzoek voor een crisismaatregel.
4. De burgemeester vermeldt in de crisismaatregel in elk geval:
a. de zorg die noodzakelijk is om de crisissituatie af te wenden;
b. de geneesheer-directeur en de zorgaanbieder die worden belast met de uitvoering van de
crisismaatregel en zonodig de accommodatie;
c. de mogelijkheid van advies en bijstand door een patiëntenvertrouwenspersoon.
5. De burgemeester zendt onverwijld een afschrift van zijn beslissing op het verzoek voor
een crisismaatregel aan betrokkene, de vertegenwoordiger, de contactpersoon, de advocaat,
de verzoeker, als bedoeld in artikel 7:1, de officier van justitie en aan de zorgaanbieder.
6. Indien betrokkene geen advocaat heeft, geeft de burgemeester binnen 24 uur na het
nemen van de crisismaatregel de raad voor rechtsbijstand een last tot toevoeging van een
advocaat aan betrokkene.
7. De burgemeester verstrekt de persoonsgegevens van betrokkene aan de
patiëntenvertrouwenspersoon, met als doel betrokkene te kunnen informeren over de
mogelijkheid tot advies en bijstand door een patiëntenvertrouwenspersoon. De burgemeester
verstrekt de persoonsgegevens alleen met uitdrukkelijke toestemming van betrokkene.
8. Onverminderd het vijfde lid, draagt de burgemeester ervoor zorg dat de zorgaanbieder
ten behoeve van het register, bedoeld in artikel 8:25, de aanvraag voor een crisismaatregel en
de afgegeven medische verklaring ontvangt.
§ 4. Geldigheidsduur
Artikel 7:7
De burgemeester bepaalt de geldigheidsduur van de crisismaatregel, die ten hoogste drie
dagen bedraagt.
Artikel 7:8
De crisismaatregel vervalt, indien:
a. de geldigheidsduur is verstreken, tenzij de geneesheer-directeur voor het verstrijken van
de geldigheidsduur een verzoekschrift voor een zorgmachtiging bij de rechter heeft
ingediend. In dat geval vervalt de crisismaatregel op het moment waarop de rechter heeft
beslist op het verzoekschrift;
b. de geneesheer-directeur een beslissing als bedoeld in artikel 8:18 heeft genomen tot
beëindiging van het verlenen van alle vormen van verplichte zorg op grond van een
crisismaatregel, zonder dat daaraan voorwaarden of beperkingen zijn verbonden.
§ 5. Verzoek zorgmachtiging
Artikel 7:9
1. De geneesheer-directeur kan op aanvraag van een ieder of ambtshalve een
verzoekschrift indienen bij de rechter voor een zorgmachtiging die aansluit op een
crisismaatregel.
2. De geneesheer-directeur hoort indien mogelijk, de aanvrager, betrokkene, de
vertegenwoordiger, de contactpersoon en de advocaat of biedt hen de mogelijkheid hun
zienswijze op een andere wijze kenbaar te maken.
3. De geneesheer-directeur voegt bij het verzoekschrift voor een zorgmachtiging een
medische verklaring van een arts, waaruit blijkt dat met voldoende zekerheid een psychische
stoornis is vastgesteld, en zo mogelijk een zorgplan.
4. Bij een verzoek aan de commissie als bedoeld in het eerste lid is artikel 5:13 niet van
toepassing.
§ 6. Beroep
Artikel 7:10
1. Betrokkene kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen drie
weken na de dag waarop de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen, bij de rechter
beroep instellen tegen de crisismaatregel.
2. Tegen de beslissing van rechter, bedoeld in het eerste lid, staat geen hoger beroep open.
§ 7. Mandaat wethouder
Artikel 7:11
De burgemeester kan een wethouder mandaat verlenen voor het nemen
van een crisismaatregel.
HOOFDSTUK 8 RECHTEN EN PLICHTEN BIJ DE VOORBEREIDING,
TENUITVOERLEGGING EN UITVOERING VAN DE ZORGMACHTIGING EN DE
CRISISMAATREGEL
§ 1 Tenuitvoerlegging zorgmachtiging en crisismaatregel
Artikel 8:1
1. De geneesheer-directeur of de officier van justitie gaat onverwijld, doch uiterlijk binnen
twee weken na afgifte door de rechter, over tot tenuitvoerlegging van de zorgmachtiging.
2. De burgemeester gaat binnen 24 uur na afgifte over tot tenuitvoerlegging van de
crisismaatregel.
3. Zo nodig kan de geneesheer-directeur, de officier van justitie of de burgemeester bij de
tenuitvoerlegging van de zorgmachtiging onderscheidenlijk de crisismaatregel de hulp
inroepen van zorgverleners met kennis van en ervaring met het verlenen van zorg en
verplichte zorg.
4. Zo nodig kan de burgemeester ambtshalve of op verzoek van de geneesheer-directeur
bij de tenuitvoerlegging van een crisismaatregel onderscheidenlijk de zorgmachtiging de hulp
inroepen van ambtenaren van politie. De burgemeester kan deze bevoegdheid mandateren
aan een of meer hulpofficieren van justitie.
5. De hulpofficier van justitie wijst de ambtenaren van politie aan die hulp verlenen aan
burgemeester of de geneesheer-directeur.
Artikel 8:2
1. De personen, bedoeld in artikel, 8:1, derde, vierde en vijfde lid, kunnen, uitsluitend voor
zover dat redelijkerwijs nodig is voor de tenuitvoerlegging van de zorgmachtiging of de
crisismaatregel:
a. elke plaats betreden waar de betrokkene zich bevindt;
b. voorwerpen ontnemen die een gevaar voor de veiligheid van betrokkene of voor
anderen kunnen opleveren en hem daartoe aan de kleding of het lichaam onderzoeken.
2. De ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 8:1, vierde en vijfde lid, kunnen,
uitsluitend voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de tenuitvoerlegging van de
zorgmachtiging of de crisismaatregel de woning van betrokkene zonder zijn toestemming
binnentreden.
3. De ontnomen voorwerpen worden voor betrokkene bewaard, voor zover dit niet in strijd
is met enig wettelijk voorschrift.
§ 2. Uitvoering van de zorgmachtiging en de crisismaatregel
Artikel 8:3
1. De zorgaanbieder informeert betrokkene, de vertegenwoordiger en de contactpersoon zo
spoedig mogelijk na de afgifte van de zorgmachtiging of de crisismaatregel schriftelijk over:
a. de geneesheer-directeur;
b. de zorgverantwoordelijke;
c. de mogelijkheid tot advies en bijstand door een patiëntenvertrouwenspersoon;
d. de familievertrouwenspersoon;
e. de klachtregeling, bedoeld in hoofdstuk 10;
f. de huisregels;
g. de richtlijnen, bedoeld in artikel 8:5;
h. de overige bij of krachtens deze wet omschreven rechten en plichten van betrokkene.
2. De zorgverantwoordelijke informeert betrokkene, de vertegenwoordiger en de
contactpersoon zo spoedig mogelijk na de afgifte van de zorgmachtiging of de
crisismaatregel schriftelijk over het dossier van betrokkene, bedoeld in artikel 8:4.
Artikel 8:4
1. De zorgverantwoordelijke draagt er zorg voor dat in het dossier van betrokkene
aantekening wordt gehouden van:
a. de zorgaanbieder;
b. de naam van de geneesheer-directeur;
c. de naam van de zorgverantwoordelijke;
d. de vertegenwoordiger;
e. de contactpersoon;
f. de voor continuïteit van zorg relevante familie en naasten;
g. de zorgkaart;
h. het zorgplan;
i. indien er geen overeenstemming over het zorgplan is bereikt, de redenen daarvoor;
j. de voortgang van de uitvoering van het zorgplan;
k. de verplichte zorg die op grond van de zorgmachtiging of de crisismaatregel wordt
verleend;
l. de verplichte zorg die op grond van hoofdstuk 8 wordt verleend;
m. het verslag van de periodieke toetsing van de proportionaliteit, subsidiariteit,
effectiviteit en veiligheid van de verleende zorg en verplichte zorg;
n. een afschrift van de medische verklaring, bedoeld in artikel 5:10, 7:5, 7:9 of 8:19;
o. een afschrift van de zorgmachtiging of de crisismaatregel;
p. de zelfbindingsverklaring;
q. het plan, bedoeld in artikel 5:7, eerste lid;
r. andere schriftelijke wilsuitingen inzake zorg, dan bedoeld onder g, p en q.
2. In het dossier houdt de zorgverantwoordelijke tevens aantekening van de verstrekking
van gegevens zonder toestemming van betrokkene door de geneesheer-directeur, de
burgemeester, de officier van justitie, en de zorgverantwoordelijke zelf, bedoeld in artikel
8:22, eerste lid.
3. In afwijking van artikel 455 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek vernietigt de
zorgverantwoordelijke het dossier niet indien de zorgverantwoordelijke redelijkerwijs mag
aannemen dat bewaring van het dossier van aanmerkelijk belang is voor betrokkene.
Artikel 8:5
1. De verplichte zorg wordt in beginsel toegepast op basis van een multidisciplinaire
richtlijn.
2. De richtlijn is gericht op:
a. het voorkomen van verplichte zorg;
b. keuze voor de minst bezwarende vorm van verplichte zorg;
c. het beperken van de duur en frequentie van de verplichte zorg;
d. de veiligheid van betrokkene en zorgverleners;
e. het voorkomen van nadelige effecten op korte en lange termijn voor betrokkene.
Artikel 8:6
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen de vormen van verplichte zorg
worden bepaald, die uitsluitend op basis van een richtlijn kunnen worden verleend.
2. Indien geen richtlijn tot stand komt of het kwaliteitsniveau van de richtlijn daartoe
noodzaakt, kan Onze Minister op advies van de inspectie een richtlijn met minimumnormen
vaststellen.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
ten aanzien van de kwaliteit van de verplichte zorg, de veiligheid binnen de accommodatie en
de wijze van toezicht door de zorgaanbieder op de verplichte zorg.
Artikel 8:7
1. De zorgaanbieder is verplicht de zorg, genoemd in de zorgmachtiging of de
crisismaatregel, te verlenen.
2. De zorgaanbieder kan, naast de tijdelijke verplichte zorg voorafgaande aan de
crisismaatregel, bedoeld in artikel 7:4, alleen de vormen van verplichte zorg verlenen die zijn
opgenomen in de zorgmachtiging, de crisismaatregel, of een beslissing op grond van de
artikelen 8:11 tot en met 8:14.
Artikel 8:8
De zorgaanbieder draagt er zorg voor dat de zorgkaart van betrokkene, inclusief de
bijlagen, bekend is bij de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke.
§ 3. Tijdelijke verplichte zorg in onvoorziene situaties
Artikel 8:9
1. De zorgverantwoordelijke neemt ter uitvoering van de zorgmachtiging of de
crisismaatregel een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet dan nadat hij:
a. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
b. met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en
c. voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de
geneesheer-directeur.
2. De zorgverantwoordelijke stelt een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op
grond van een zorgmachtiging of een crisismaatregel op schrift en voorziet de beslissing van
een schriftelijke motivering.
3. De geneesheer-directeur geeft betrokkene, de vertegenwoordiger, de contactpersoon en
de advocaat een afschrift van de beslissing en stelt hen schriftelijk in kennis van de
klachtwaardigheid van de beslissing en de mogelijkheid van advies en bijstand door de
patiëntenvertrouwenspersoon en de familievertrouwenspersoon.
4. De zorgaanbieder, geneesheer-directeur en zorgverantwoordelijke leggen geen
beperkingen op in het contact van betrokkene met de vertegenwoordiger, de contactpersoon,
de advocaat, de inspectie of de justitiële autoriteiten.
Artikel 8:10
De zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke kunnen bij de
uitvoering van de zorgmachtiging zo nodig de hulp inroepen van personen met kennis en
ervaring met het verlenen van zorg en verplichte zorg en van ambtenaren van politie.
§ 3. Tijdelijke verplichte zorg in onvoorziene situaties
Artikel 8:11
De zorgverantwoordelijke kan, indien er sprake is van verzet als bedoeld in artikel 1:4
beslissen tot het verlenen van verplichte zorg waar de zorgmachtiging of de crisismaatregel
niet in voorziet, voor zover dit tijdelijk ter afwending van een noodsituatie noodzakelijk is,
gelet op:
a. een aanzienlijk risico op ernstige schade voor betrokkene of anderen,
b. de veiligheid binnen de accommodatie of andere locatie waar de zorg of verplichte zorg
wordt verleend,
c. de bescherming van rechten en vrijheden van anderen, of
d. de voorkoming van strafbare feiten.
Artikel 8:12
1. De duur van de tijdelijke verplichte zorg, bedoeld in artikel 8:11, is beperkt tot een
periode van drie dagen.
2. De zorgverantwoordelijke doet onverwijld mededeling aan de geneesheer-directeur van
de schriftelijke en gemotiveerde beslissing tot tijdelijke verplichte zorg en van de beëindiging
van de tijdelijke verplichte zorg.
3. Indien de tijdelijke verplichte zorg niet binnen twaalf uur kan worden beëindigd, doet
de zorgverantwoordelijke hiervan mededeling aan de geneesheer-directeur.
4. Indien de zorgverantwoordelijke van oordeel is dat de tijdelijke verplichte zorg na de in
het eerste lid bedoelde periode moet worden voortgezet, kan hij daartoe uitsluitend beslissen,
indien een aanvraag tot wijziging van de zorgmachtiging bij de geneesheer-directeur is
ingediend.
5. De geneesheer-directeur beslist zo spoedig mogelijk op de aanvraag tot wijziging van
de zorgmachtiging.
6. Indien de geneesheer-directeur instemt met de aanvraag van de zorgverantwoordelijke
tot wijziging van de zorgmachtiging, dient hij onverwijld een verzoekschrift voor de
wijziging van een zorgmachtiging bij de rechter in.
7. De verplichte zorg, bedoeld in het vierde lid, kan worden verleend totdat de rechter
uitspraak heeft gedaan over het verzoekschrift van de geneesheer-directeur tot wijziging van
de zorgmachtiging of totdat de geneesheer-directeur besluit geen verzoekschrift bij de rechter
in te dienen.
Artikel 8:13
1. De zorgverantwoordelijke stelt een beslissing als bedoeld in de artikelen 8:11 en 8:12
op schrift en voorziet de beslissing van een schriftelijke motivering.
2. De beslissing vermeldt het moment waarop de geneesheer-directeur en de
zorgverantwoordelijke, de proportionaliteit, de subsidiariteit, de effectiviteit en de veiligheid
van de tijdelijke verplichte zorg beoordelen.
3. De geneesheer-directeur geeft betrokkene, de vertegenwoordiger, de contactpersoon en
de advocaat een afschrift van de beslissing en stelt hen schriftelijk in kennis van de
klachtwaardigheid van de beslissing en de mogelijkheid van advies en bijstand door de
patiëntenvertrouwenspersoon en de familievertrouwenspersoon.
Artikel 8:14
1. De zorgverantwoordelijke kan bij het gegronde vermoeden van aanwezigheid binnen de
accommodatie van voorwerpen die betrokkene niet in zijn bezit mag hebben of die een
aanzienlijk risico op ernstige schade veroorzaken, ter voorkoming van een noodsituatie, een
beslissing nemen tot onderzoek:
a. aan kleding of lichaam van betrokkene,
b. van de woonruimte binnen de accommodatie van betrokkene, dan wel
c. van poststukken afkomstig van of bestemd voor betrokkene die in een accommodatie
verblijft, maar alleen in aanwezigheid van betrokkene.
2. De ontnomen voorwerpen worden voor betrokkene bewaard, voor zover dit niet in strijd
is met enig wettelijk voorschrift.
3. De zorgverantwoordelijke stelt de beslissing op schrift, voorziet de beslissing van een
schriftelijke motivering en stelt de geneesheer-directeur op de hoogte van de beslissing.
4. De geneesheer-directeur geeft betrokkene, de vertegenwoordiger, de contactpersoon en
de advocaat een afschrift van de beslissing en stelt hen schriftelijk in kennis van de
klachtwaardigheid van de beslissing en de mogelijkheid van advies en bijstand door de
patiëntenvertrouwenspersoon.
§ 4. Huisregels
Artikel 8:15
1. De zorgaanbieder stelt volgens het vastgestelde model, bedoeld in het vierde lid,
algemene huisregels op die nodig zijn voor een ordelijke gang van zaken en een veilig
klimaat, of voor het waarborgen van een pedagogisch of therapeutisch klimaat binnen een
accommodatie of een afdeling daarvan.
2. De huisregels zijn aangepast aan de aard en het niveau van zorg en bescherming binnen
de accommodatie of afdeling.
3. De zorgaanbieder informeert betrokkene, de vertegenwoordiger en de contactpersoon zo
spoedig mogelijk schriftelijk over de huisregels. De zorgverantwoordelijke draagt er zorg
voor dat betrokkene een mondelinge toelichting op de huisregels ontvangt.
4. Bij regeling van Onze Minister kan een model voor huisregels als bedoeld in het eerste
lid worden vastgesteld.
§ 5. Overplaatsing, tijdelijke onderbreking en beëindiging
Artikel 8:16
1. Betrokkene, de vertegenwoordiger, de contactpersoon of de zorgverantwoordelijke
kunnen bij de geneesheer-directeur schriftelijk en gemotiveerd een aanvraag indienen om de
verantwoordelijkheid voor het verlenen van zorg op grond van een zorgmachtiging of een
crisismaatregel aan een andere zorgaanbieder, geneesheer-directeur of zorgverantwoordelijke
toe te wijzen.
2. De geneesheer-directeur geeft betrokkene een schriftelijke en gemotiveerde beslissing
op de aanvraag en zendt een afschrift van de beslissing aan de vertegenwoordiger van
betrokkene en de contactpersoon.
3. De geneesheer-directeur kan geen instemmende beslissing nemen op de aanvraag dan
nadat de beoogde zorgaanbieder, geneesheer-directeur of zorgverantwoordelijke zich bereid
hebben verklaard tot het verlenen van zorg of verplichte zorg op grond van een
zorgmachtiging of een crisismaatregel.
4. Indien de geneesheer-directeur instemt met de aanvraag zendt hij een afschrift van de
beslissing aan de:
a. betrokken zorgaanbieders,
b. zorgverantwoordelijke,
c. vertegenwoordiger,
d. contactpersoon,
e. griffie van de rechtbank, indien een zorgmachtiging voor betrokkene is afgegeven, en
f. burgemeester, indien een crisismaatregel is genomen.
5. De geneesheer-directeur stelt betrokkene, de advocaat, de vertegenwoordiger en de
contactpersoon schriftelijk in kennis van de klachtwaardigheid van de beslissing en de
mogelijkheid van advies en bijstand door de patiëntenvertrouwenspersoon en de
familievertrouwenspersoon.
Artikel 8:17
1. De geneesheer-directeur neemt op een daartoe strekkende schriftelijke en gemotiveerde
aanvraag van betrokkene, de vertegenwoordiger, de contactpersoon of de advocaat, dan wel
uit eigen beweging een schriftelijke en gemotiveerde beslissing, inhoudende het verlenen van
tijdelijke onderbreking van de verplichte zorg aan betrokkene, voor zover en voor zolang dit
verantwoord is.
2. De geneesheer-directeur kan aan een dergelijke beslissing voorwaarden of beperkingen
verbinden.
3. De geneesheer-directeur kan op een daartoe strekkend schriftelijk en gemotiveerd
verzoek of uit eigen beweging de beslissing tot tijdelijke onderbreking van de verplichte zorg
schriftelijk en gemotiveerd intrekken.
4. De geneesheer-directeur geeft betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat en de
contactpersoon een afschrift van de beslissing en stelt hen schriftelijk in kennis van de
klachtwaardigheid van de beslissing en de mogelijkheid van advies en bijstand door de
patiëntenvertrouwenspersoon en de familievertrouwenspersoon.
5. De geneesheer-directeur informeert tijdig de burgemeester en het meldpunt voor
openbare geestelijke gezondheidszorg, bedoeld in artikel 5:3, van de gemeente waar
betrokkene ingezetene is of waar betrokkene naar verwachting zal verblijven, over de
tijdelijke onderbreking van een zorgmachtiging, indien dit van belang is voor de deelname
van betrokkene aan het maatschappelijk verkeer.
Artikel 8:18
1. De geneesheer-directeur neemt op een daartoe strekkende schriftelijke en gemotiveerde
aanvraag van een ieder of uit eigen beweging een beslissing tot beëindiging van het verlenen
van verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging of een crisismaatregel, indien het doel
van verplichte zorg is bereikt of niet langer wordt voldaan aan de criteria voor verplichte
zorg.
2. De geneesheer-directeur kan aan de beslissing voorwaarden of beperkingen verbinden.
3. De geneesheer-directeur neemt niet eerder een beslissing over de beëindiging van
verplichte zorg op grond van een crisismaatregel dan nadat hij zich ervan heeft vergewist dat
er geen verzoek voor een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:9, eerste lid, of artikel 5:20
is ingediend.
4. De geneesheer-directeur neemt binnen veertien dagen na ontvangst van een aanvraag tot
beëindiging van het verlenen van verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging of een
crisismaatregel een schriftelijke en gemotiveerde beslissing.
5. De geneesheer-directeur deelt de beslissing schriftelijk mee aan betrokkene, de
vertegenwoordiger, de advocaat en de contactpersoon en stelt hen schriftelijk in kennis van
de klachtwaardigheid van de beslissing en de mogelijkheid van advies en bijstand door de
patiëntenvertrouwenspersoon en de familievertrouwenspersoon.
6. De geneesheer-directeur informeert tijdig de burgemeester en het meldpunt voor
openbare geestelijke gezondheidszorg, bedoeld in artikel 5:3, van de gemeente waar
betrokkene ingezetene is of waar betrokkene naar verwachting zal verblijven, over de
beëindiging van een zorgmachtiging of crisismaatregel, indien dit van belang is voor de
deelname van betrokkene aan het maatschappelijk verkeer.
Artikel 8:19
1. Indien de geneesheer-directeur afwijzend of niet tijdig beslist op de aanvraag tot
beëindiging van verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging, kan degene die de
aanvraag heeft ingediend, bij de geneesheer-directeur een aanvraag indienen om een
verzoekschrift voor de beëindiging van de verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging
bij de rechter in te dienen. Ter voorbereiding van een verzoekschrift voor de beëindiging van
verplichte zorg aan de rechter draagt de geneesheer-directeur zorg voor een medische
verklaring van een arts over de actuele gezondheidstoestand van betrokkene.
2. De geneesheer-directeur draagt ervoor zorg dat de arts in de medische verklaring tevens
beoordeelt of de gezondheidstoestand van betrokkene zodanig is verbeterd, dat het
aanzienlijke risico op ernstige schade voor betrokkene of anderen is weggenomen, dan wel
welke voorwaarden aan een voorwaardelijke beëindiging van de verplichte zorg moeten
worden gesteld om het aanzienlijk risico op ernstige schade voor betrokkene of anderen weg
te nemen.
3. De geneesheer-directeur dient het verzoekschrift voor de beëindiging van de verplichte
zorg op grond van een zorgmachtiging onverwijld in bij de rechter en voegt bij het
verzoekschrift:
a. een afschrift van de aanvraag voor beëindiging van verplichte zorg op grond van een
zorgmachtiging,
b. de beslissing op de oorspronkelijke aanvraag,
c. een afschrift van de zorgmachtiging, en
d. de medische verklaring, bedoeld in het eerste lid.
4. In afwijking van het derde lid, kan de geneesheer-directeur besluiten geen
verzoekschrift bij de rechter in te dienen, indien de aanvraag afkomstig is van een ander dan
betrokkene, de vertegenwoordiger, de contactpersoon of de advocaat en:
a. de aanvraag onvoldoende gemotiveerd is,
b. het een herhaalde aanvraag betreft en uit de aanvraag onvoldoende blijkt dat de feiten
en omstandigheden na de eerdere aanvraag veranderd zijn, of
c. betrokkene niet instemt met een verzoekschrift voor de beëindiging van de verplichte
zorg op grond van een zorgmachtiging.
5. In het geval de geneesheer-directeur op het moment van ontvangst van de aanvraag tot
beëindiging van verplichte zorg reeds is begonnen met de voorbereiding van een nieuw
verzoekschrift voor een zorgmachtiging of een wijziging van de zorgmachtiging, dan wel een
dergelijk verzoekschrift bij de rechter is ingediend, voegt hij de aanvraag tot beëindiging van
de verplichte zorg bij het verzoekschrift voor een zorgmachtiging, het verzoekschrift tot
wijziging van de zorgmachtiging, dan wel verzoekt hij de griffie van de rechtbank de
aanvraag bij het ingediende verzoekschrift te voegen.
6. De geneesheer-directeur deelt het besluit om geen verzoekschrift bij de rechter in te
dienen, bedoeld in het vierde lid, dan wel de aanvraag te voegen bij het verzoekschrift voor
een zorgmachtiging of het verzoekschrift voor een wijziging van de zorgmachtiging, bedoeld
in het vijfde lid, schriftelijk mee aan de aanvrager, betrokkene, de vertegenwoordiger, de
contactpersoon en de advocaat.
7. De rechter doet zo spoedig mogelijk uitspraak op het verzoekschrift voor de
beëindiging van de verplichte zorg. In het geval de aanvraag voor beëindiging van verplichte
zorg is gevoegd bij het verzoekschrift voor een zorgmachtiging of het verzoekschrift voor
een wijziging van de zorgmachtiging, doet hij uitspraak over de beëindiging van de
verplichte zorg gelijktijdig met de uitspraak inzake het verzoekschrift voor een
zorgmachtiging of het verzoekschrift tot wijziging van de zorgmachtiging.
8. Indien de rechter voorwaarden verbindt aan de beëindiging van de verplichte zorg, is
artikel 8:20 van overeenkomstige toepassing. Hij kan zich door de zorgverantwoordelijke, de
arts die de medische verklaring heeft afgegeven of een andere deskundige laten adviseren
over de te stellen voorwaarden.
9. De griffie van de rechtbank zendt een afschrift van de beslissing van de rechter aan:
a. betrokkene,
b. de vertegenwoordiger,
c. de advocaat,
d. de contactpersoon,
e. de ouders die het gezag uitoefenen, de voogd, de curator of de mentor,
f. de echtgenoot, partner, levensgezel of degene die betrokkene verzorgt,
g. de aanvrager, bedoeld in artikel 8:18,
h. de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de zorgverantwoordelijke en de huisarts, en
i. een officier van justitie.
10. De beslissing van de rechter is uitvoerbaar bij voorraad.
Artikel 8:20
1. De voorwaarden en beperkingen, bedoeld in de artikelen 8:17, tweede lid en 8:18,
tweede lid, betreffen de zorg aan en het gedrag van betrokkene, ter voorkoming van het
aanzienlijke risico op ernstige schade.
2. De voorwaarden en beperkingen kunnen ook inhouden dat betrokkene zich onder
toezicht stelt van een zorgaanbieder of zorgverlener, die betrokkene hulp en steun verleent bij
het naleven van de voorwaarden en beperkingen.
3. De geneesheer-directeur raadpleegt de zorgverantwoordelijke over de noodzakelijk
geachte voorwaarden of beperkingen.
4. De geneesheer-directeur besluit slechts tot tijdelijke onderbreking of beëindiging van de
verplichte zorg als betrokkene zich bereid heeft verklaard tot naleving van de voorwaarden of
beperkingen en redelijkerwijs is aan te nemen dat betrokkene de voorwaarden zal naleven.
Artikel 8:21
1. De zorgverantwoordelijke, betrokkene en de vertegenwoordiger evalueren de uitvoering
van de zorgmachtiging of de crisismaatregel, indien het voornemen bestaat de verplichte zorg
te beëindigen.
2. De zorgverantwoordelijke en betrokkene stellen indien gewenst op basis van deze
evaluatie een zelfbindingsverklaring op en passen zo nodig de zorgkaart van betrokkene aan.
3. De zorgverantwoordelijke wijst betrokkene op de mogelijkheid om het plan, bedoeld in
artikel 5:7, te evalueren en zo nodig aan te passen.
§ 6. Informatieverstrekking en gegevensverwerking
Artikel 8:22
1. Onverminderd andere informatieverplichtingen die voortvloeien uit deze wet,
verstrekken de geneesheer-directeur, de zorgverantwoordelijke, de burgemeester en de
officier van justitie elkaar, zo nodig zonder toestemming van betrokkene, gegevens voor
zover dat noodzakelijk is ter:
a. uitoefening van ieders taak op grond van deze wet, en
b. voorkoming of beperking van een aanzienlijk risico op ernstige schade voor betrokkene
of een ander.
2. Onder de gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden tevens begrepen: justitiële
gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, politiegegevens als
bedoeld in de Wet politiegegevens, en bijzondere persoonsgegevens inzake de gezondheid
van betrokkene als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens.
3. Bij algemeen maatregel van bestuur kunnen de gegevens, bedoeld in het eerste lid,
nader worden bepaald.
4. De geneesheer-directeur, de burgemeester en de officier van justitie stellen de
zorgverantwoordelijke ten behoeve van diens taak op grond van artikel 8:4, tweede lid, op de
hoogte indien zij op grond van het eerste lid gegevens over betrokkene uitwisselen zonder
diens toestemming.
5. De medewerkers van de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de
zorgverantwoordelijke, de burgemeester en de officier van justitie zijn tot geheimhouding
verplicht van hetgeen in de uitoefening van hun taak aan hen is toevertrouwd, tenzij het
bepaalde in het eerste lid of enig ander wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of
uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
Artikel 8:23
1. De zorgaanbieder verschaft de arts, bedoeld in artikel 5:9, ten behoeve van diens taak
op grond van paragraaf 3 van hoofdstuk 5 en artikel 7:5, inzage in de zelfbindingsverklaring.
2. De zorgverantwoordelijke verschaft de arts, bedoeld in artikel 5:9, ten behoeve van
diens taak op grond van paragraaf 3 van hoofdstuk 5 en artikel 7:5, inzage in het zorgplan,
bedoeld in artikel 5:15, en het dossier van betrokkene, bedoeld in artikel 8:4.
Artikel 8:24
De zorgverantwoordelijke verschaft op verzoek van nabestaanden van betrokkene aan hen
inzage in of afschrift van het dossier van betrokkene, bedoeld in artikel 8:4, voor zover de
persoonlijke levenssfeer van derden daardoor niet wordt geschaad, en:
a. betrokkene daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven; of
b. er sprake is van een zwaarwegend belang ter zake voor de nabestaanden.
Artikel 8:25
1. De zorgaanbieder houdt ten behoeve van de uitvoering van artikel 8:23, eerste lid, en
het toezicht door de inspectie een digitaal register bij van de verplichte zorg, waarin in ieder
geval wordt opgenomen:
a. de namen van betrokkene, de zorgverantwoordelijke en de geneesheer-directeur;
b. de zelfbindingsverklaring, bedoeld in artikel 4:1;
c. de vorm van de aan betrokkene verleende verplichte zorg;
d. de noodzaak voor de verplichte zorg;
e. de begindatum en de einddatum van de vorm van verplichte zorg;
f. de duur en frequentie van de verplichte zorg;
g. de beslissingen van de geneesheer-directeur op de aanvragen voor de voorbereiding
voor een zorgmachtiging;
h. de beslissingen van de rechter op verzoekschriften voor een zorgmachtiging, of
wijziging van een zorgmachtiging;
i. de beslissing van de burgemeester op grond van artikel 7:3;
j. de beslissing tot het verlenen van tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan een
crisismaatregel op grond van artikel 7:4;
k. de beslissing tot het verlenen van tijdelijke verplichte zorg in onvoorziene situaties op
grond van artikel 8:11;
l. de beslissingen van de geneesheer-directeur op de aanvragen voor tijdelijke
onderbreking of beëindiging van een zorgmachtiging op grond van de artikelen 8:17 en 8:18;
m. de beslissingen van de rechter op verzoekschriften voor beëindiging van een
zorgmachtiging;
n. de beslissingen van de strafrechter op grond van artikel 37 van het Wetboek van
Strafrecht, waaruit blijkt of iemand is opgenomen met een nog geldende justitiële titel op
basis van het Wetboek van Strafrecht.
o. de beslissingen van de klachtencommissie.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over wat in
het register, bedoeld in het eerste lid, wordt opgenomen.
3. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de
gegevens in het register worden vastgelegd, alsmede hoe de gegevens aan de inspectie
worden verstrekt.
Artikel 8:26
De zorgaanbieder verstrekt ten minste eens per zes maanden aan de inspectie een digitaal
overzicht van de verplichte zorg die door hem is verleend, onder vermelding van de aard en
frequentie daarvan.
Artikel 8:27
1. De zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de burgemeester en de officier van justitie,
bewaren de gegevens en bescheiden gedurende vijftien jaar te rekenen vanaf het tijdstip
waarop de zorgmachtiging of de crisismaatregel wordt beëindigd.
2. Indien de geneesheer-directeur na de voorbereiding van een zorgmachtiging beslist geen
verzoekschrift bij de rechter in te dienen, bewaart de geneesheer-directeur de gegevens en
bescheiden gedurende vijf jaar te rekenen vanaf het tijdstip waarop die beslissing is genomen.
3. Indien de aanvraag voor de voorbereiding van een zorgmachtiging niet-ontvankelijk is
verklaard, bewaart de geneesheer-directeur de gegevens en bescheiden gedurende één jaar te
rekenen vanaf het tijdstip waarop die beslissing is genomen.
4. Na verloop van de termijnen, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid worden de
gegevens en bescheiden vernietigd, tenzij:
a. redelijkerwijs aannemelijk is dat bewaring van de gegevens en bescheiden van
aanmerkelijk belang is voor een ander dan betrokkene, of
b. het bij de wet bepaalde zich tegen vernietiging verzet.
5. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid worden vanaf vijf jaar na de beëindiging
van de zorgmachtiging of de crisismaatregel de gegevens en bescheiden binnen drie maanden
vernietigd indien betrokkene daartoe verzoekt en:
a. redelijkerwijs aannemelijk is dat bewaring van de gegevens en bescheiden niet van
aanmerkelijk belang is voor een ander dan betrokkene,
b. het bij de wet bepaalde zich niet tegen vernietiging verzet.
Artikel 8:28
In afwijking van artikel 8:22, vijfde lid, en artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht
kunnen de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de burgemeester en de officier van justitie
zonder toestemming van betrokkene gegevens en bescheiden ten behoeve van statistiek of
wetenschappelijk onderzoek aan een ander verstrekken, indien:
a. het onderzoek voorziet in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van
betrokkene niet wordt geschaad,
b. het onderzoek een zwaarwegend algemeen belang dient, en
c. betrokkene niet uitdrukkelijk bezwaar heeft gemaakt tegen verstrekking.
Artikel 8:29
De geneesheer-directeuren van zorgaanbieders die deel uitmaken van een regio voeren
periodiek overleg over het aanbod van verplichte zorg in de regio, de knelpunten bij de
voorbereiding daarop alsmede de uitvoering ervan.
HOOFDSTUK 9 BIJZONDERE BEPALINGEN TEN AANZIEN VAN PERSONEN
MET EEN JUSTITIËLE TITEL
Artikel 9:1
Indien een persoon die op grond van een zorgmachtiging is opgenomen in een
accommodatie ook zijn vrijheid is benomen op grond van het Wetboek van Strafrecht of het
Wetboek van Strafvordering:
a. stelt de geneesheer-directeur de Minister van Veiligheid en Justitie ten minste twee
dagen voorafgaand aan de beëindiging van de verplichte zorg daarvan in kennis;
b. neemt de geneesheer-directeur een beslissing tot overplaatsing of tijdelijke onder-
breking van de verplichte zorg in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en
Justitie;
c. stelt de geneesheer-directeur de Minister van Veiligheid en Justitie in kennis van een
onttrekking als bedoeld in artikel 14:3, eerste lid, en voegt indien van toepassing daarbij de
melding, bedoeld in artikel 14:3, vierde lid.
Artikel 9:2
1. Bij de eerste opname in een accommodatie, bij de tenuitvoerlegging van een bevel als
bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, wordt
de identiteit vastgesteld van een persoon die krachtens een beslissing op grond van het
Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht, de Penitentiaire beginselenwet, de
Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden of de Beginselenwet justitiële
jeugdinrichtingen in een accommodatie is geplaatst.
2. Het vaststellen van de identiteit van de persoon, bedoeld in het eerste lid, omvat bij de
eerste opname in een accommodatie het vragen naar zijn naam, voornamen, geboorteplaats
en geboortedatum, het adres waarop hij in de gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens is ingeschreven en het adres van zijn feitelijke verblijfplaats buiten de
accommodatie. In de gevallen waarin van betrokkene vingerafdrukken zijn genomen en
verwerkt overeenkomstig het Wetboek van Strafvordering of de Vreemdelingenwet 2000,
omvat het vaststellen van zijn identiteit tevens het nemen van zijn vingerafdrukken en het
vergelijken van die vingerafdrukken met de van hem verwerkte vingerafdrukken. In de
andere gevallen omvat het vaststellen van zijn identiteit een onderzoek van het
identiteitsbewijs, bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Artikel 29a,
tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Bij de tenuitvoerlegging van een bevel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef, van de
Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden worden van de persoon, bedoeld in het eerste lid, een
of meer vingerafdrukken overeenkomstig het Wetboek van Strafvordering genomen en
verwerkt en is het tweede lid, tweede en derde volzin, van overeenkomstige toepassing. In
een ander geval waarin het noodzakelijk is de identiteit van de persoon, bedoeld in het eerste
lid, vast te stellen, is het tweede lid, tweede en derde volzin, van overeenkomstige toepassing.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor het
verwerken van de persoonsgegevens, bedoeld in het tweede en derde lid.
HOOFDSTUK 10 KLACHTPROCEDURE EN SCHADEVERGOEDING
§ 1. Instelling en taakomschrijving van de klachtencommissie
Artikel 10:1
De zorgaanbieder is aangesloten bij een door één of meer representatief te achten
cliëntenorganisaties en één of meer representatief te achten organisaties van zorgaanbieders
ingestelde klachtencommissie die namens de zorgaanbieder, in afwijking van artikel 2 van de
Wet klachtrecht cliënten zorgsector, beslist op klachten als bedoeld in artikel 10:3, eerste lid.
Artikel 10:2
1. Ten behoeve van de vervulling van haar taak houdt de klachtencommissie zich in elk
geval op de hoogte van de ontwikkelingen op het terrein van het verlenen van zorg en
verplichte zorg.
2. De samenstelling van de klachtencommissie is zodanig dat een deskundige en
zorgvuldige beslissing op de klacht is gewaarborgd.
3. De leden van de klachtencommissie zijn onafhankelijk en verrichten hun
werkzaamheden zonder vooringenomenheid.
4. De leden van de klachtencommissie zijn niet werkzaam bij of voor de zorgaanbieder en
hebben geen relatie tot de klager, betrokkene of de vertegenwoordiger.
5. De klachtencommissie hoort klager en betrokkene op een locatie die op eenvoudige
wijze bereikbaar is voor betrokkene.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld met betrekking tot de samenstelling en de werkwijze van de klachtencommissie.
§ 2 De klachtprocedure
Artikel 10:3
1. Betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat, de contactpersoon, de
patiëntenvertrouwenspersoon of een andere belanghebbende kan een schriftelijke en
gemotiveerde klacht indienen bij de klachtencommissie over de nakoming van een
verplichting of een beslissing op grond van de artikelen 1:6, 4:1, tweede lid, 5:4, 5:13, 5:19,
7:4, 8:4, 8:7, 8:9 tot en met 8:14, 8:16, eerste, tweede en derde lid, 8:17, 8:20, 8:21, en 8:27.
2. De klachtencommissie kan een beslissing waartegen de klacht is gericht, schorsen.
3. Betrokkene of zijn vertegenwoordiger kan een patiëntenvertrouwenspersoon verzoeken
om advies en bijstand.
4. De klachtencommissie neemt een schriftelijke en gemotiveerde beslissing binnen 14
dagen na ontvangst van de klacht.
5. Indien de klacht een beslissing of de nakoming van een verplichting betreft die ten tijde
van de indiening geen gevolg meer heeft of waaraan in de tijd dat de klacht bij de
klachtencommissie aanhangig is het gevolg is komen te vervallen, neemt de
klachtencommissie een schriftelijke en gemotiveerde beslissing binnen vier weken na
ontvangst van de klacht.
6. De klachtencommissie deelt de beslissing mee aan de indiener van de klacht,
betrokkene, de vertegenwoordiger, de contactpersoon, de advocaat, de geneesheer-directeur,
de zorgaanbieder, de zorgverantwoordelijke, de inspectie.
Artikel 10:4
1. De beslissing van de klachtencommissie strekt tot:
a. onbevoegdverklaring van de klachtencommissie,
b. niet-ontvankelijkverklaring van de klacht,
c. ongegrondverklaring van de klacht, ofd. gegrondverklaring van de klacht.
2. De klachtencommissie verklaart een klacht niet-ontvankelijk, indien deze betrekking
heeft op de inhoud van de zorgmachtiging of crisismaatregel als zodanig.
3. Indien de klachtencommissie de klacht tegen een beslissing gegrond verklaart,
vernietigt zij de bestreden beslissing geheel of gedeeltelijk. Gehele of gedeeltelijke
vernietiging brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van de beslissing of het vernietigde
gedeelte van de beslissing mee.
4. Indien de klachtcommissie de klacht gegrond verklaart, kan zij een opdracht geven tot
het nemen van een nieuwe beslissing of een andere handeling te verrichten met inachtneming
van haar beslissing.
5. De klachtencommissie kan een termijn stellen voor het nemen van een nieuwe
beslissing of het verrichten van een andere handeling.
6. De klachtencommissie is bevoegd een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van
geleden schade toe te kennen.
§ 3 Beroep
Artikel 10:5
1. Tegen een beslissing van de klachtencommissie kan een belanghebbende door middel
van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen zes weken na de dag waarop de beslissing
van de klachtencommissie aan de klager, betrokkene en degene op wie de klacht betrekking
heeft, is meegedeeld, beroep instellen bij de rechter. Onder een beslissing van de
klachtencommissie wordt ook een niet tijdige beslissing van de klachtencommissie verstaan.
In dat geval bedraagt de termijn voor het indienen van een verzoek zes weken, ingaande op
de dag na die waarop de klachtencommissie uiterlijk een beslissing had moeten nemen.
2. De rechter kan de beslissing waartegen de klacht is gericht, schorsen.
3. De rechter stelt in elk geval de klager, betrokkene, de vertegenwoordiger en de
geneesheer-directeur of de zorgverantwoordelijke in de gelegenheid te worden gehoord. De
rechter kan zo nodig de patiëntcontactpersoon in de gelegenheid stellen te worden gehoord.
4. De rechter beslist binnen vier weken na indiening van het verzoek.
Artikel 10:6
1. De beslissing van de rechter strekt tot:
a. onbevoegdverklaring van de rechter,
b. niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek,
c. ongegrondverklaring van de klacht, ofd. gegrondverklaring van de klacht.
2. Indien de rechter de klacht tegen een beslissing gegrond verklaart, vernietigt hij de
bestreden beslissing geheel of gedeeltelijk. Gehele of gedeeltelijke vernietiging van de
beslissing brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van de beslissing of het vernietigde
gedeelte van de beslissing mee.
3. Indien de rechter de klacht gegrond verklaart, kan hij een opdracht geven tot het nemen
van een nieuwe beslissing, het verrichten van een andere handeling met inachtneming van
zijn uitspraak, dan wel bepalen dat zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde
besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.
4. De rechter kan de zorgverantwoordelijke een termijn stellen voor het nemen van een
nieuwe beslissing of het verrichten van een andere handeling.
5. De rechter kan bepalen dat, indien of zolang niet wordt voldaan aan de beslissing van
de rechter, de zorgaanbieder aan betrokkene een in de beslissing vast te stellen dwangsom
verbeurt. De artikelen 611a tot en met 611i van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
6. De griffie zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van de beslissing aan de klager,
betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat van betrokkene, de contactpersoon, de
geneesheer-directeur, de zorgaanbieder en de inspectie.
7. Tegen de beslissing van de rechter staat geen hoger beroep open.
8. De beslissing van de rechter is uitvoerbaar bij voorraad.
§ 4 Schadevergoeding
Artikel 10:7
Bij een verzoek als bedoeld in artikel 10:3, eerste lid, kan tevens worden verzocht tot
vergoeding van geleden schade. De klachtencommissie kent een naar billijkheid vast te stllen
schadevergoeding toe.
Artikel 10:8
Betrokkene of de vertegenwoordiger kan bij een verzoek als bedoeld in artikel 10:5,
eerste lid, tevens verzoeken tot vergoeding van geleden schade. De rechter kan op dit verzoek
afzonderlijk beslissen en kent een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe.
Artikel 10:9
1. Betrokkene of de vertegenwoordiger kan de rechter verzoeken tot vergoeding van
geleden schade indien de wet niet in acht is genomen bij het nemen van een crisismaatregel
of bij de toepassing van artikel 7:4. De rechter kent een naar billijkheid vast te stellen
schadevergoeding toe.
2. Betrokkene of de vertegenwoordiger kan de rechter verzoeken tot vergoeding van
geleden schade, indien de rechter of de geneesheer-directeur de wet niet in acht heeft
genomen. De rechter kent een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe ten laste
van de Staat.
HOOFDSTUK 11 PATIËNTENVERTROUWENSPERSOON
Artikel 11:1
1. Er is een patiëntenvertrouwenspersoon die tot taak heeft advies en bijstand te verlenen
aan een persoon voor wie een verzoek voor een zorgmachtiging of een crisismaatregel wordt
voorbereid of voor wie een zorgmachtiging is afgegeven of crisismaatregel is genomen, bij:
a. het opstellen van een zelfbindingsverklaring of een zorgkaart;
b. de voorbereiding van een zorgmachtiging of crisismaatregel;
c. de uitvoering van een zorgmachtiging of crisismaatregel;
d. de beëindiging van een zorgmachtiging of crisismaatregel;
e. een klachtprocedure;
f. vragen of klachten over de uitvoering van de zorg.
2. De patiëntenvertrouwenspersoon verleent advies en bijstand ten aanzien van de
uitoefening van de rechten van betrokkene.
3. De patiëntenvertrouwenspersoon heeft tevens tot taak:
a. tekortkomingen in de structuur en de uitvoering van de zorg, voor zover deze afbreuk
doen aan de rechten van de betrokkene, te signaleren en aan de inspectie te melden;
b. advies en bijstand te verlenen aan personen met een psychische stoornis die vrijwillig in
een accommodatie verblijven.
4. De patiëntenvertrouwenspersoon verricht zijn werkzaamheden onafhankelijk van de
zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen naderen regels worden gesteld
met betrekking tot:
a. de deskundigheid van de patiëntenvertrouwenspersoon;
b. de onafhankelijkheid van de patiëntenvertrouwenspersoon ten opzichte van de
zorgaanbieder;
c. de taken en bevoegdheden van de patiëntenvertrouwenspersoon.
Artikel 11:2
1. De patiëntenvertrouwenspersoon heeft, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling
van zijn taak nodig is, vrije toegang tot betrokkene en behoeft geen toestemming van derden
om te spreken met betrokkene.
2. De zorgaanbieder stelt de patiëntenvertrouwenspersoon in de gelegenheid met
betrokkene te spreken, al of niet op verzoek van betrokkene.
Artikel 11:3
1. De zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke als ook alle
anderen die bij de uitvoering van deze wet betrokken zijn, geven aan de
patiëntenvertrouwenspersoon binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle door hem
verlangde inlichtingen, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is
en betrokkene of de vertegenwoordiger daarmee uitdrukkelijk instemt.
2. De zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke als ook alle
anderen die bij de uitvoering van deze wet betrokken zijn, verlenen aan de
patiëntenvertrouwenspersoon binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle
medewerking, die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn taak.
3. De zorgaanbieder en de zorgverantwoordelijke verlenen aan de
patiëntenvertrouwenspersoon inzage in hun dossiers, voor zover dit redelijkerwijs voor de
vervulling van zijn taak nodig is en betrokkene of de vertegenwoordiger daarmee
uitdrukkelijk heeft ingestemd.
Artikel 11:4
De patiëntenvertrouwenspersoon is tot geheimhouding verplicht van hetgeen in de
uitoefening van zijn taak aan hem is toevertrouwd, tenzij enig wettelijk voorschrift hem tot
mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
Artikel 11:5
De patiëntenvertrouwenspersoon kan zich op grond van zijn geheimhoudingsplicht
verschonen van het geven van getuigenis of het beantwoorden van vragen in een
klachtprocedure of een rechterlijke procedure.
HOOFDSTUK 12 FAMILIEVERTROUWENSPERSOON
Artikel 12:1
1.. Er is een familievertrouwenspersoon die tot taak heeft om op verzoek van de familie en
naasten van een persoon met een psychische stoornis aan wie vrijwillige of verplichte zorg
wordt verleend door een zorgaanbieder, de familie en naasten:
a. te informeren;
b. te adviseren;
c. te ondersteunen;
d. bijstand te verlenen bij een klachtprocedure.
2. De familievertrouwenspersoon heeft tevens tot taak om te bemiddelen tussen:
a. de familie en naasten,
b. de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke, en
c. betrokkene.
3. De familievertrouwenspersoon brengt ten minste eenmaal per jaar een rapport en advies
uit aan de zorgaanbieder ten behoeve van het kwaliteitsbeleid.
4. De familievertrouwenspersoon verricht zijn werkzaamheden onafhankelijk van de
zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
met betrekking tot:
a. de deskundigheid van de familievertrouwenspersoon;
b. de onafhankelijkheid van de familievertrouwenspersoon ten opzichte van de
zorgaanbieder;
c. de taken en bevoegdheden van de familievertrouwenspersoon.
Artikel 12:2
1. De familievertrouwenspersoon bezoekt betrokkene alleen op diens verzoek of op
verzoek van familie of naasten.
2. De familievertrouwenspersoon heeft, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling
van zijn taak nodig is, vrije toegang tot betrokkene en behoeft geen toestemming van derden
om te spreken met betrokkene.
3. De zorgaanbieder stelt de familievertrouwenspersoon in de gelegenheid met betrokkene
te spreken, al of niet op verzoek van betrokkene.
Artikel 12:3
1. De zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de zorgverantwoordelijke en alle anderen
die bij de uitvoering van deze wet betrokken zijn, geven aan de familievertrouwenspersoon
binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle door hem verlangde inlichtingen, voor
zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is en betrokkene of de
vertegenwoordiger daarmee uitdrukkelijk instemt.
2. De zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de zorgverantwoordelijke en alle anderen
die bij de uitvoering van deze wet betrokken zijn, verlenen aan de familievertrouwenspersoon
binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking die deze redelijkerwijs kan
vorderen bij de uitoefening van zijn taak.
3. De zorgaanbieder en de zorgverantwoordelijke verlenen aan de
familievertrouwenspersoon inzage van hun dossiers, voor zover dit redelijkerwijs voor de
vervulling van zijn taak nodig is en betrokkene of de vertegenwoordiger schriftelijk instemt
met inzage of indien er sprake is van een zwaarwegend belang ter zake voor de nabestaanden.
Artikel 12:4
De familievertrouwenspersoon is tot geheimhouding verplicht van hetgeen in de uitoefening
van zijn taak aan hem is toevertrouwd, tenzij:
a. enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht,
b. uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit,
c. betrokkene schriftelijke toestemming geeft om vertrouwelijke informatie met familie of
naasten te delen en daardoor de persoonlijke levenssfeer van derden niet wordt geschaad,
d. familie en naasten toestemming geven om vertrouwelijke informatie te delen en
daardoor de persoonlijke levenssfeer van derden niet wordt geschaad, of
e. er sprake is van een zwaarwegend belang ter zake voor de nabestaanden.
Artikel 12:5
De familievertrouwenspersoon kan zich op grond van zijn geheimhoudingsplicht
verschonen van het geven van getuigenis of het beantwoorden van vragen in een
klachtprocedure of een rechterlijke procedure.
HOOFDSTUK 13 ADVOCAAT
Artikel 13:1
De advocaat deelt schriftelijk aan betrokkene, de geneesheer-directeur en de rechtbank
mee dat hij betrokkene bijstaat.
Artikel 13:2
De advocaat heeft, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is,
vrije toegang tot betrokkene en behoeft geen toestemming van derden om te spreken met
betrokkene.
Artikel 13:3
1. De zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke als ook alle
anderen die bij de uitvoering van deze wet betrokken zijn, geven aan de advocaat alle door
hem verlangde inlichtingen, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak
noodzakelijk is.
2. Een ieder is verplicht aan de advocaat binnen de door haar gestelde redelijke termijn
alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn
taak.
3. De zorgaanbieder verleent aan de advocaat inzage van zijn dossiers, voor zover dit
redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is en betrokkene of de
vertegenwoordiger daartegen geen bezwaar kenbaar heeft gemaakt.
Artikel 13:4
De advocaat is tot geheimhouding verplicht van hetgeen in de uitoefening van zijn taak
aan hem is toevertrouwd, tenzij enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit
zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
Artikel 13:5
De advocaat kan zich op grond van zijn geheimhoudingsplicht verschonen van het geven
van getuigenis of het beantwoorden van vragen in een klachtprocedure of een rechterlijke
procedure.
Artikel 13:6
1. Het bestuur van de raad voor rechtsbijstand kan ingeschreven advocaten die zich
daartoe bereid hebben verklaard, aanwijzen voor het beurtelings verlenen van rechtsbijstand
aan een persoon voor wie een verzoek voor een zorgmachtiging of crisismaatregel is
ingediend.
2. De aangewezen en beschikbare advocaat treedt op als advocaat van betrokkene.
HOOFDSTUK 14 HANDHAVING
Artikel 14:1
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de
ambtenaren van de inspectie.
2. De met het toezicht belaste ambtenaren zijn, voor zover dat voor de vervulling van hun
taak noodzakelijk is, bij de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 5:15 tot en met 5:17 van
de Algemene wet bestuursrecht, tevens bevoegd, met medeneming van de benodigde
apparatuur, een woning of verblijfsruimte binnen te treden zonder toestemming van de
bewoner. Zij beschikken niet over de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 5:18 en 5:19 van
de Algemene wet bestuursrecht.
3. In afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zijn de
met het toezicht belaste ambtenaren, voor zover dat voor de vervulling van hun taak
noodzakelijk is, bevoegd tot inzage van het dossier van betrokkene. Voor zover de betrokken
beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding van het dossier verplicht is,
geldt gelijke verplichting voor de betrokken toezichthouder.
4. De zorgaanbieder, geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke alsmede alle
anderen die bij de uitvoering van deze wet betrokken zijn, geven aan de met het toezicht
belaste ambtenaren alle door hen verlangde inlichtingen, voor zover dit redelijkerwijs voor de
vervulling van hun taak nodig is.
5. De zorgaanbieder stelt de met het toezicht belaste ambtenaren in de gelegenheid met
betrokkene te spreken, al of niet op verzoek van betrokkene.
6. Aan leden van het Subcomité ter Preventie als bedoeld in het op 18 december 2002 te
New York tot stand gekomen Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere
wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (Trb. 2005, 243) en het Comité
als bedoeld in het op 26 november 1987 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Verdrag
ter voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of
bestraffingen (Trb. 1988, 19) zoals gewijzigd door Protocol 1 en Protocol 2 (Trb. 1994, 106
en 107), komen dezelfde bevoegdheden toe als waarover de met het toezicht belaste
ambtenaren bedoeld in het eerste lid beschikken. Artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene
wet bestuursrecht, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 14:2
1. Indien bij de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de zorgverantwoordelijke, de
zorgverlener het gegronde vermoeden bestaat dat de uitvoering van de verplichte zorg ernstig
tekortschiet, doet hij daarvan melding aan de inspectie.
2. Indien de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur of de zorgverantwoordelijke
onvoldoende, niet of niet tijdig reageert op de klachten van de patiëntenvertrouwenspersoon
over de uitvoering van de verplichte zorg, kan de patiëntenvertrouwenspersoon dit melden
aan de inspectie.
Artikel 14:3
1. Indien betrokkene zich onttrekt aan verplichte zorg op grond van een crisismaatregel
meldt de geneesheer-directeur dit aan de officier van justitie.
2. De geneesheer-directeur doet aangifte van vermissing bij de politie, indien betrokkene
onvindbaar is of weigert terug te keren naar de accommodatie waarin hij op grond van een
zorgmachtiging of een crisismaatregel is opgenomen.
3. Zodra de uitvoering van de crisismaatregel wordt hervat, meldt de geneesheer-directeur
dit aan de officier van justitie.
4. Indien de geneesheer-directeur het ernstige vermoeden heeft dat betrokkene in
levensgevaar verkeert of een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek
van Strafvordering, zal plegen met een aanzienlijk risico op ernstige schade voor hemzelf of
voor een ander, vermeldt hij dit met redenen omkleed in de melding aan de officier van
justitie en de aangifte van vermissing.
Artikel 14:4
1. Indien het ernstige vermoeden bestaat dat betrokkene, die zich aan de uitvoering van de
verplichte zorg heeft onttrokken, in levensgevaar verkeert of een misdrijf als bedoeld in
artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, zal plegen met een aanzienlijk
risico op ernstige schade voor hemzelf of voor een ander, kan de officier van justitie, na
machtiging daartoe door de rechter-commissaris, met het oog op de vaststelling van de
verblijfplaats van betrokkene een opsporingsambtenaar bevelen:
a. een persoon stelselmatig te volgen of stelselmatig diens aanwezigheid of gedrag waar te
nemen, zonodig met behulp van een technisch hulpmiddel;
b. vertrouwelijke communicatie die plaatsvindt met gebruikmaking van de diensten van
een aanbieder van een communicatiedienst, op te nemen met een technisch hulpmiddel;
c. gegevens te vorderen over een gebruiker van een communicatiedienst en het
communicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker. De vordering kan slechts betrekking
hebben op gegevens die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen en kan
gegevens betreffen die ten tijde van de vordering zijn verwerkt, dan wel na het tijdstip van de
vordering worden verwerkt;
d. gegevens te vorderen terzake van naam, adres, postcode, woonplaats, nummer en soort
dienst van een gebruiker van een communicatiedienst;
e. met inachtneming van artikel 3.10, vierde lid, van de Telecommunicatiewet, met behulp
van in dat artikel bedoelde apparatuur het nummer te verkrijgen waarmee de gebruiker van
een communicatiedienst kan worden geïdentificeerd;
f. gegevens te vorderen van degene die anders dan ten behoeve van persoonlijk gebruik
gegevens verwerkt terzake van naam, adres, postcode, woonplaats, postadres, geboortedatum,
geslacht en administratieve kenmerken;
g. gegevens te vorderen van degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij
toegang heeft tot bepaalde opgeslagen of vastgelegde gegevens.
2. Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste een week. Het kan telkens
voor een termijn van ten hoogste een week worden verlengd.
3. Het bevel is schriftelijk en vermeldt:
a. de naam van betrokkene;
b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste
lid, zijn vervuld;
c. bij toepassing van het eerste lid, onderdeel a of c, de naam of een zo nauwkeurig
mogelijke aanduiding van de bedoelde persoon;
d. bij toepassing van het eerste lid, onderdeel b, zo mogelijk het nummer of een andere
aanduiding waarmee de individuele gebruiker van de communicatiedienst wordt
geïdentificeerd alsmede, voor zover bekend, de naam en het adres van de gebruiker;
e. bij toepassing van het eerste lid, onderdeel a, een aanduiding van de aard van het
technisch hulpmiddel of de technische hulpmiddelen waarmee de communicatie wordt
opgenomen;
f. bij toepassing van het eerste lid, onderdeel e, de naam of een zo nauwkeurig mogelijke
aanduiding van de gebruiker van een communicatiedienst van wie het nummer moet worden
verkregen;
g. bij toepassing van het eerste lid, onderdelen f of g, de naam of een zo nauwkeurig
mogelijke aanduiding van de persoon op wie de te verstrekken gegevens betrekking hebben;
h. de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven, en;
i. de geldigheidsduur van het bevel.
4. Indien bij toepassing van het eerste lid, onderdeel b, het bevel betrekking heeft op
communicatie die plaatsvindt via een openbaar telecommunicatienetwerk of met
gebruikmaking van een openbare telecommunicatiedienst in de zin van de
Telecommunicatiewet, wordt – tenzij zulks niet mogelijk is – het bevel ten uitvoer gelegd
met medewerking van de aanbieder van het openbare telecommunicatienetwerk of de
openbare telecommunicatiedienst en gaat het bevel vergezeld van de vordering van de
officier van justitie aan de aanbieder om medewerking te verlenen.
5. Indien bij toepassing van het eerste lid, onderdeel b, het bevel betrekking heeft op
andere communicatie dan bedoeld in het tweede lid, wordt – tenzij zulks niet mogelijk is – de
aanbieder in de gelegenheid gesteld medewerking te verlenen bij de tenuitvoerlegging van
het bevel.
6. Het bevel wordt bij toepassing van het eerste lid, onderdeel f, gegeven aan een
ambtenaar als bedoeld in artikel 3.10, vierde lid, onderdeel a, van de Telecommunicatiewet.
7. Bij dringende noodzaak kan het bevel mondeling worden gegeven. De officier van
justitie stelt in dat geval het bevel binnen drie dagen op schrift.
8. Zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, bepaalt de
officier van justitie dat de uitvoering van het bevel wordt beëindigd.
9. Het bevel kan schriftelijk en met redenen omkleed worden gewijzigd, aangevuld,
verlengd of beëindigd.
10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld:
a. over de wijze waarop het bevel wordt gegeven;
b. over de wijze waarop de gegevens worden gevorderd;
c. over de wijze waarop aan de vordering wordt voldaan;
d. met betrekking tot de opsporingsambtenaar die de gegevens vordert.
11. De officier van justitie doet van de verstrekking van gegevens, bedoeld in het eerste
lid, onderdelen c, d, f en g proces-verbaal opmaken, waarin worden vermeld:
a. de naam van betrokkene;
b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste
lid, zijn vervuld;
c. indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de
persoon omtrent wie gegevens worden gevorderd;
d. de verstrekte gegevens;
e. de periode waarover de vordering zich uitstrekt.
12. De vordering van gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c, d, f en g, wordt
beëindigd zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.
13. Van een wijziging, aanvulling, verlenging of beëindiging van de vordering doet de
officier van justitie proces-verbaal opmaken.
14. De vordering bedoeld in het eerste lid, onderdelen f en g, kan geen betrekking hebben
op persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke
gezindheid, gezondheid, seksuele leven of lidmaatschap van een vakvereniging.15. De met
de tenuitvoerlegging belaste ambtenaar kan ter aanhouding van betrokkene elke plaats
betreden en doorzoeken.
Artikel 14:5
1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete van ten hoogste € 13.400 opleggen ter zake
van overtreding van regels gesteld bij of krachtens:
a. artikel 1:2, eerste lid;
b. artikel 7:4;
c. artikel 8:2, eerste en derde lid;
d. artikel 8:4;
e. artikel 8:7;
f. artikel 8:8;
g. artikel 8:11;
h. artikel 8:12;
i. artikel 8:13;
j. artikel 8:14;
k. artikel 8:15, eerste, tweede en derde lid;
l. artikel 8:17;
m. artikel 8:18;
n. artikel 8:19;
o. artikel 8:20;
p. artikel 8:21;
q. artikel 8:25;
r. artikel 8:26.
2. Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van
regels gesteld bij of krachtens:
a. artikel 1:2, tweede lid;
b. artikel 5:6, onderdeel b;
c. artikel 5:10, eerste lid;
d. artikel 5:14;
e. artikel 5:15;
f. artikel 7:9;
g. artikel 8:1;
h. artikel 8:2;
i. artikel 8:4;
j. artikel 8:6, derde lid;
k. artikel 8:7;
l. artikel 8:8;
m. artikel 8:16;
n. artikel 8:18;
o. artikel 8:19;
p. artikel 8:20;
q. artikel 8:25;
r. artikel 8:26;
s. artikel 10:1;
t. artikel 10:3, tweede lid;
u. artikel 10:4;
v. artikel 10:5, tweede lid;
w. artikel 10:6.
Artikel 14:6
Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of een geldboete van de derde categorie
wordt gestraft hij, die opzettelijk iemand van zijn vrijheid berooft door deze persoon tegen
zijn wil op te nemen in een accommodatie, zonder dat daar een zorgmachtiging of een
crisismaatregel aan ten grondslag ligt of de artikelen 7:4, 8:11 tot en met 8:13 van toepassing
zijn.
Artikel 14:7
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of een geldboete van de derde categorie
wordt gestraft hij, die opzettelijk verplichte zorg verleent, zonder dat daar een
zorgmachtiging of een crisismaatregel aan ten grondslag ligt of de artikelen 7:4, 8:11 tot en
met 8:13 van toepassing zijn.
Artikel 14:8
De in de artikelen 14:6 en 14:7 strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.
Artikel 14:9
1. Met een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft hij die:
a. vormen van verplichte zorg verleent waarin de zorgmachtiging of crisismaatregel niet
voorziet en die ook niet op basis van de artikelen 7:4, 8:11 tot en met 8:13 kunnen worden
verleend:
b. handelt in strijd met artikel 7:4;
c. handelt in strijd met artikel 8:3;
d. handelt in strijd met artikel 8:4, eerste lid;
e. handelt in strijd met artikel 8:7, eerste en tweede lid;
f. handelt in strijd met artikel 8:11;
g. handelt in strijd met artikel 8:12;
h. handelt in strijd met artikel 8:13;
i. handelt in strijd met artikel 8:18;
j. handelt in strijd met artikel 8:19;
k. handelt in strijd met artikel 8:20.
Artikel 14:10
Indien voor een handeling op grond van artikel 14:5, eerste lid, een bestuurlijke boete kan
worden opgelegd, gelden de artikelen 14:6, 14:7 en 14:9 slechts indien:
a. in de daaraan voorafgaande 24 maanden tweemaal een bestuurlijke boete ter zake van
een zelfde handeling onherroepelijk is opgelegd; of
b. de opzettelijke of roekeloze handeling een direct gevaar voor de gezondheid of
veiligheid van de mens tot gevolg heeft.
HOOFDSTUK 15 OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 15:1
1. De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen blijft van toepassing op een
verzoek dat vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is ingediend krachtens:
a. de artikelen 2, eerste lid, 14a, eerste lid, 14e, eerste lid, 14h, eerste lid, 15, eerste lid, 18,
eerste lid, 28, eerste lid, 32, eerste lid, 34f, eerste lid, 35, eerste lid, 41a, eerste lid, 41b, eerste
lid, 6, tweede lid, 49, elfde lid, van die wet en dat strekt tot het verkrijgen van een beslissing
door de rechter;
b. de artikelen 4, eerste lid, 6, eerste lid, 33, 46, tweede lid, van die wet en dat strekt tot het
verkrijgen van een beslissing door de officier;
c. de artikelen 41a, eerste lid, van die wet dat strekt tot het verkrijgen van een beslissing door
de inspecteur;
d. de artikelen 43, eerste lid, 49, eerste lid, van die wet dat strekt tot het verkrijgen van een
beslissing door de geneesheer-directeur;
e. artikel 20, eerste lid, van die wet dat strekt tot het verkrijgen van een beslissing door de
burgemeester;
f. artikel 41, eerste lid, van die wet dat strekt tot het verkrijgen van een beslissing door de
commissie, bedoeld in artikel 41, tweede lid, van die wet.
2. De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen blijft van toepassing op een
beslissing als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, die vóór het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet is genomen.
Artikel 15:2
1. Een machtiging als bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, 14a, eerste lid, 15, eerste lid, 27,
eerste lid, 32, eerste lid, en 34f, eerste lid, van de Wet bijzondere opnemingen in
psychiatrische ziekenhuizen die is afgegeven na het tijdstip van inwerkingtreding van deze
wet, wordt gelijkgesteld met een zorgmachtiging.
2. Een last tot inbewaringstelling als bedoeld in artikel 20 van de Wet bijzondere opnemingen
in psychiatrische ziekenhuizen die is afgegeven na het tijdstip van inwerkingtreding van deze
wet, wordt gelijkgesteld met een crisismaatregel.
3. Een behandelingsplan als bedoeld in artikel 38 van de Wet bijzondere opnemingen in
psychiatrische ziekenhuizen dat is opgesteld vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze
wet, wordt gelijkgesteld met een zorgplan als bedoeld in artikel 5:15.
Artikel 15:3
Een door Onze Minister op grond van artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet
bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen als psychiatrisch ziekenhuis
aangemerkte zorginstelling of afdeling daarvan wordt door Onze Minister ambtshalve
opgenomen in het register, bedoeld in artikel 1:2.
Artikel 15:4
De Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1, onderdeel u, wordt «uit de stoornis van de geestvermogens» vervangen door: uit
de psychische stoornis of verstandelijke beperking.
B
Artikel 5, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. «duurzame verpleging van personen met een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke
stoornis van de geestvermogens» wordt vervangen door: duurzame verpleging van personen
met een psychische stoornis of een verstandelijke beperking.
2. «een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet bijzondere
opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen» wordt vervangen door: een accommodatie als
bedoeld in artikel 1:1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
C
In artikel 11, tweede lid, onderdeel b, wordt «de bij hem geconstateerde gebrekkige
ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens» vervangen door: de bij hem
geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking.
D
In artikel 13, eerste lid, wordt «psychiatrisch ziekenhuis» vervangen door: accommodatie als
bedoeld in artikel 1:1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.
E
Artikel 14, eerste lid, komt te luiden als volgt:
1. Indien de aard van zijn psychische stoornis of verstandelijke beperking daartoe aanleiding
geeft, kan Onze Minister bepalen dat de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde
naar een accommodatie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet verplichte geestelijke
gezondheidszorg, niet zijnde een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden,
zal worden overgeplaatst om daar zolang dat noodzakelijk is, te worden verpleegd.
F
In de artikelen 26, derde lid, 50, eerste lid, en 51, eerste lid, wordt «uit de stoornis van de
geestvermogens» telkens vervangen door: uit de psychische stoornis of verstandelijke
beperking.
G
In artikel 72, eerste lid, onder a, wordt «de stoornis van de geestvermogens» vervangen door:
de psychische stoornis of verstandelijke beperking.
Artikel 15:5
In de artikelen 378, derde lid, 431, derde lid, en 450 derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek wordt «het verlenen van een voorlopige of voorwaardelijke machtiging, een
observatiemachtiging of een machtiging tot voortgezet verblijf als bedoeld in de Wet
bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, dan wel een machtiging als bedoeld
in artikel 33, eerste lid, van die wet» telkens vervangen door: het verlenen van een
zorgmachtiging als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.
Artikel 15:6
De Penitentiaire beginselenwet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 15, vijfde lid, komt te luiden als volgt:
5. In geval van een psychische stoornis of een verstandelijke beperking van een gedetineerde
kan de selectiefunctionaris, met inachtneming van de Wet verplichte geestelijke
gezondheidszorg, bepalen dat de gedetineerde naar een accommodatie als bedoeld in artikel
1:1 van de die wet zal worden overgebracht om daar zolang als dat noodzakelijk is te worden
verpleegd of begeleid.
B
In artikel 32, tweede lid, wordt «uit de stoornis van de geestvermogens» vervangen door: uit
de psychische stoornis of verstandelijke beperking.
Artikel 15:7
In artikel 5, eerste lid, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden wordt «een
psychiatrisch ziekenhuis» vervangen door: een accommodatie als bedoeld in artikel 1:1 van
de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.
Artikel 15:8
In artikel 29p, vijfde lid, van de Wet op de jeugdzorg wordt «een stoornis van de
geestvermogens» vervangen door: een psychische stoornis, dan wel in verband met een
verstandelijke beperking.
Artikel 15:9
Artikel 43, tweede lid, onder f, van de Wet op de rechtsbijstand wordt vervangen door:
f. de artikelen 5:5, tweede lid, en 7:5, zesde lid,van de Wet verplichte geestelijke
gezondheidszorg;
Artikel 15:10
In artikel 817, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt «een
psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet bijzondere opnemingen
in psychiatrische ziekenhuizen (Stb. 1992, 669)» vervangen door: een accommodatie als
bedoeld in artikel 1:1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.
Artikel 15:11
Het Wetboek van Strafrecht wordt gewijzigd als volgt:
A
In de artikelen 13, eerste lid, 15d, eerste lid, onder a, 39, en 77s, derde lid, wordt «de
gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens» telkens vervangen
door: de psychische stoornis of verstandelijke beperking.
B
In artikel 37 wordt «de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de
geestvermogens» vervangen door: de psychische stoornis of verstandelijke beperking.
C
In artikel 37a wordt «gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens»
vervangen door: een psychische stoornis of verstandelijke beperking.
D
In artikel 65, eerste en vierde lid, artikel 243, 247, wordt «een zodanige gebrekkige
ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens» vervangen door: een zodanige
psychische stoornis of verstandelijke beperking.
E
In artikel 77s, derde lid, wordt «een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de
geestvermogens» vervangen door: een psychische stoornis of verstandelijke beperking.
F
Artikel 90sexies komt te luiden als volgt: Artikel 90sexies
Onder psychiatrisch ziekenhuis wordt verstaan:
1o. een accommodatie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet verplichte geestelijke
gezondheidszorg,
2o. een psychiatrische afdeling van een academisch ziekenhuis.
G
In artikel 447e wordt «de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen»
vervangen door: de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.
Artikel 15:12
Het Wetboek van Strafvordering wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 16, eerste lid, wordt «een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis
van zijn geestvermogens» vervangen door: een zodanige psychische stoornis of
verstandelijke beperking.
B
In de artikelen 216, tweede lid, en 216a, tweede lid, wordt «met gebrekkige ontwikkeling of
ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens» telkens vervangen door: met een psychische
stoornis of verstandelijke beperking.
C
In artikel 509a, eerste lid, wordt «de geestvermogens van de verdachte gebrekkig ontwikkeld
of ziekelijk gestoord zijn»vervangen door: de verdachte een psychische stoornis of een
verstandelijke beperking heeft.
D
In artikel 509e wordt «een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de
geestvermogens bestaat» vervangen door: een psychische stoornis of verstandelijke
beperking aanwezig is.
E
In artikel 562, eerste lid, wordt «een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens» vervangen
door: een psychische stoornis.
F
In artikel 563, eerste lid, wordt «de ziekelijke stoornis van de geestvermogens» vervangen
door: de psychische stoornis.
Artikel 15:13
Indien het bij koninklijke boodschap van <datum> ingediende wetsvoorstel tot vaststelling
van de Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere
wetten (Wet forensische zorg) tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden of
treedt, vervallen de artikelen 14:6, onderdeel A, en 14:11, onderdeel B.
HOOFDSTUK 16 SLOTBEPALINGEN
Artikel 16:1
Onze Minister zendt in overeenstemming met Onze Minister van Justitie binnen vijf jaar na
de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de
doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel 16:2
De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt ingetrokken.
Artikel 16:3
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit bepaald tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 16:4
Deze wet wordt aangehaald als: Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de
hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Mw. Drs. E.I. Schippers
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven