OPZET

Belangrijk bij alle vormen van opzet is dat het gaat om willens en wetens handelen van de verdachte.

Opzet is een bestanddeel in het strafrecht dat vaak voorkomt. In het dagelijkse spraakgebruik wordt opzet gezien als iets negatiefs, wanneer iemand iets expres heeft gedaan. Juridisch gezien heeft opzet een andere betekenis; er kan ook sprake zijn van opzet zonder dat iemand kwaad in de zin heeft. Er zijn twee betekenissen van opzet; boos opzet en kleurloos opzet.

Er is sprake van boos opzet wanneer de verdachte willens en wetens de strafwet heeft overtreden. De verdachte wist dat hij de wet overtrad en heeft dit ook zo gewild. Van boos opzet is alleen sprake wanneer de verdachte weet dat hij ook daadwerkelijk strafbaar is. Wanneer de verdachte niet weet dat hij strafbaar is, omdat hij bijvoorbeeld altijd op dusdanige wijze handelt, is er geen sprake van boos opzet, wel van kleurloos opzet.

Naast boos opzet kent het strafrecht ook kleurloos opzet. Bij kleurloos opzet wordt alleen gekeken naar het handelen van de verdachte. De verdachte moet willens en wetens hebben gehandeld. Of de verdachte wel of niet weet dat hij strafbaar is, dat maakt voor kleurloos opzet niet uit. Het gaat om het feit of de handeling die de verdachte heeft begaan opzettelijk was.

Er zijn verschillende vormen van opzet binnen het strafrecht. Wat alle vormen van opzet gemeen hebben is dat de dader willens en wetens heeft gehandeld. Het onderscheid tussen de verschillende vormen van opzet is in hoeverre de verdachte iets heeft gewild of heeft geweten.

Opzet als bedoeling is de vorm van opzet die veel te maken heeft met boos opzet. De verdachte heeft een bepaald doel voor ogen en daarom pleegt hij een strafbaar feit. De verdachte weet en wil dat een bepaald gevolg intreedt. Het is bij opzet als bedoeling niet vereist dat het beoogde gevolg ook daadwerkelijk optreedt. Als er wordt gesproken over opzet als bedoeling, dan komt dit, naast het bestanddeel opzet, in een delictsomschrijving vaak tot uiting door het bestanddeel oogmerk. Het gaat dan om het doel dat de verdachte heeft. Om dit doel te bereiken pleegt de verdachte willens en wetens een strafbaar feit.

Om te kunnen spreken van opzet als zekerheidsbewustzijn moet het gaan om een gevolg waar de wil van de dader niet op is gericht. Met een bepaalde handeling heeft de dader een bepaald doel willen bereiken, maar als rechtstreeks gevolg van deze handeling is het ongewilde gevolg ingetreden. Wanneer de dader wist dat dit gevolg in zou treden, dan is er sprake van opzet als zekerheidsbewustzijn, simpeler gezegd: het is niet het hoofddoel van de verdachte, maar de verdachte weet wel zeker dat dit ongewenste gevolg in zal treden.

Er is sprake van opzet als waarschijnlijkheidsbewustzijn als de gevolgen van het handelen van een verdachte waarschijnlijk zullen intreden. Het gaat dan om gevolgen die nog niet zijn ingetreden. De gevolgen moeten nog intreden, hoewel dit uiteraard niet met zekerheid kan worden vastgesteld. Het gaat dus om waarschijnlijke gevolgen.

De lichtste vorm van opzet is voorwaardelijke opzet. Bij voorwaardelijke opzet, spreken we over opzet als mogelijkheidsbewustzijn. Het is dus mogelijk dat bepaalde gevolgen, als gevolg van het handelen van de verdachte, zullen intreden. De verdachte moet niet alleen bewust zijn van de mogelijke gevolgen, maar moet deze gevolgen ook hebben aanvaard. Wanneer een verdachte wist dat een bepaald gevolg van zijn handelen in zou kunnen treden, maar ondanks dit bewustzijn ervoor kiest om door te gaan met de handeling, is er sprake van voorwaardelijk opzet.